Terug
Gepubliceerd op 05/03/2024

Besluit  Gemeenteraad

ma 04/03/2024 - 20:00

Algemene Bestuurlijke Politieverordening Puurs-Sint-Amands - Goedkeuring

Aanwezig: Els Goedgezelschap, Koen Van den Heuvel, Yvo Van Damme, Hilde Van der Poorten, Els De Smedt, Ann-Marie Morel, Ronny Tourné, Willem Geeroms, Anne De Ron, Sophie Van Praet, Raf De Blaiser, Eddy Ceurstemont, Bart De Schutter, Peter Lemmens, Inge Faes, Jan Van Camp, Patrick Pauwels, Guido Cools, Lavinia De Maeyer, Heiko Van Muylder, Luk Ceurvelt, Els Knoops, Peggy Seeuws, Linda Caluwaerts, Hilde Waumans, Nilüfer Yürük, Liliane Mariën, Robbe Cooremans, Raoul Paridaens
Verontschuldigd: Antoaneta Ciuca
Aanleiding

De gemeente Puurs-Sint-Amands dient ten behoeve van de inwoners te voorzien in een goede politie, veiligheid en rust op de openbare wegen en plaatsen, en in openbare gebouwen. Deze bevoegdheid heeft met name betrekking op het handhaven van de openbare veiligheid en gezondheid. In dat kader bestaat de mogelijkheid om handhaving uit te voeren op basis van de Algemene Bestuurlijke Politieverordening (ABP). De gemeenteraad van Puurs-Sint-Amands is bevoegd met het vaststellen van de ABP.

Sinds 1 januari 2023 is de gemeente Puurs-Sint-Amands samen met de lokale besturen van Bornem, Willebroek en Mechelen verenigd in de politiezone Rivierenland. Als gevolg van die fusie was het aangewezen om de Algemene Bestuurlijke Politieverordening van de verschillende lokale besturen te herbekijken en na te gaan in welke mate deze op elkaar konden worden afgestemd.

De gemeente Puurs-Sint-Amands heeft zich aangesloten bij interlokale vereniging GASAM zoals goedgekeurd in de zitting van de gemeenteraad van 25 maart 2019.

Juridische grond

Volgende bevoegdheidsgrond en regelgeving is van toepassing: 

Bevoegdheidsgrond 

  • Het Decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, artikelen 40 en 41;

Toepasselijke regelgeving 

  • Nieuwe Gemeentewet, artikel 119, 119bis en 135 §2;
  • Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, inclusief latere wijzigingen;
  • Omzendbrief van 22 juli 2014 waarbij uitleg wordt verschaft bij de nieuwe regelgeving aangaande de gemeentelijke administratieve sancties;
  • Strafwetboek van 8 juni 1867 en latere wijzigingen;
Adviezen

De GAS-wet van 24 juni 2013 bepaalt in artikel 4, §5 het volgende :

“indien de gemeenteraad in zijn reglementen of verordeningen de mogelijkheid voorziet om de administratieve sanctie bepaald in §1, 1° ten aanzien van minderjarigen op te leggen voor de feiten bedoeld in de artikelen 2 en 3, wint hij vooraf het advies in betreffende dat reglement of die verordening van het orgaan of de organen die een adviesbevoegdheid hebben in jeugdzaken, voor zover het aanwezig is of zij aanwezig zijn in de gemeente.”

Op 13/02/2024 werd door de Coördinator Integrale Veiligheid een toelichting over de aanpassingen aan de ABP gegeven tijdens een (digitale) jeugdraad, teneinde een advies van dit orgaan te bekomen. De voorzitter van de jeugdraad formuleerde zijn advies per mail aan de Dienst Integrale Veiligheid op 16/02/2024. 

De jeugdraad geeft een positief advies op de voorstellen tot wijziging in de algemene bestuurlijk politieverordening van Puurs-Sint-Amands. De jeugdraad wenst wel volgende belangrijke opmerkingen mee te geven: 

1)     Skate-toestellen en hangplekken niet onder de regelgeving van een speeltoestel !

Skate-toestellen zijn vaak ingeschreven als speeltoestel. Aangezien hier zeer frequent ook oudere gebruikers zijn, is het niet realistisch om dit enkel t.e.m. 14 jaar toe te laten. In de omgeving van speeltuinen zijn er ook vaak hangplekken. Sommige speeltoestellen, die hier ook voor voorzien zijn, zijn dus ook bespeelbaar of ‘behangbaar’ voor 14+.

Indien de regelgeving wordt aangenomen zoals voorgesteld willen we er op aan dringen dat een gesprek en bemiddeling met de jongere zelf steeds voorop moet staan. Daarnaast mag deze regelgeving enkel worden toegepast in het geval van voortdurende overlast en dus nooit vanuit een proactieve controle.

2)     Is er een maximale leeftijd voor speeltoestellen nodig ?

Wegens verschillende redenen stellen we ons de vraag of er een regelgeving rond maximale leeftijd nodig is, of deze zinvol is en of deze duidelijk afgebakend is?

  • Groepen vrienden/kinderen zijn nooit een proper afgebakende lijn
  • Ook kinderen van 14+ spelen nog graag of begeleiden vaak jongere broers of zussen op een speelplein.
  • Speelterreinen zijn vaak gecombineerd met sportfaciliteiten, die frequenter door jongeren worden bezocht. Het is dan ook logisch dat ze op deze plek blijven hangen.
  • Ingerichte hangplekken en speel- en sporttoestellen voor jongeren komen vaker voor. Deze zaken worden vaak ook als speeltoestel gecatalogeerd.

De jeugdraad grijpt terug naar het internationaal kinderrechtenverdrag dat stelt dat kinderen en jongeren als volwaarwaardige gebruikers in de openbare ruimte mogen zijn. Wat is de geest van dit verbod? Vanwaar is de nood ontstaan voor dit verbod op basis van leeftijd? Is het niet zinvoller om dit aan te duiden per speelzone of toestel? Zijn jongeren zelf zich bewust van een dergelijk verbod (als dit niet ter plaatse wordt aangegeven)?

Gezamenlijke repliek op opmerking 1 & opmerking 2

Skate-toestellen vallen inderdaad onder de regels van speeltoestellen indien ze niet afgescheiden worden van andere speeltoestellen op het openbaar domein en zouden in de huidige formulering onder de voorwaarden van de speeltoestellen vallen. Gelet op de terechte bemerking van de jeugdraad dat deze toestellen voorzien van voor een oudere doelgroep, zal in de tekst van de ABP een uitzondering voor deze skate-toestellen voorzien worden.

De bepalingen in de ABP handelen specifiek over de toestellen die aanwezig zijn in de openbare speeltuinen. Sportfaciliteiten en hangplekken in het algemeen worden bijgevolg niet geviseerd in deze bepalingen, zoals ook bepaald door de regelgeving inzake speeltoestellen.

Teneinde de veiligheid op de speeltoestellen voor kleinere kinderen te waarborgen, is het aangewezen hierop een maximumleeftijd te voorzien. Met het oog op het uniformiseren van de bepalingen in de ABP overheen de lokale besturen binnen de politiezone, werd ervoor geopteerd hiervoor de bepalingen van de ABP van Mechelen over te nemen. In tegenstelling tot de bepalingen in onze vorige ABP (waarin deze maximumleeftijd 12 jaar bedroeg), wordt deze leeftijd opgetrokken naar 14 jaar en worden de regels in dat opzicht in feite soepeler. Uiteraard is het – zoals bij alle bepalingen in de ABP – niet de bedoeling om hierop proactief te gaan controleren en worden deze bepalingen enkel gebruikt bij veelvuldige overlast en na falen van andere manieren om oplossingen te zoeken voor deze overlast.

3)     Geluidsoverlast

Vanuit de jeugdverenigingen en vooral vanuit de jeugdhuizen specifiek is er bezorgdheid rond de regelgeving geluid. Onze jeugdhuizen en jeugdverenigingen liggen vaak in de kernen van de lokale leefgemeenschappen. Meer en meer worden ze volledig omgeven door huizen en appartementen. De jeugdhuizen doen heel wat inspanning samen met de gemeente om een samenleven in harmonie mogelijk te maken.

Toch maken ze zich zorgen over de buurtbewoners die negatief zijn en blijven t.o.v. van bv een jeugdhuis. Het mag niet zo zijn dat een éénmalige klacht van een buurtbewoner leidt naar de (tijdelijke) sluiting van het jeugdhuis of jeugdwerking.

We staan er op dat ook hier bemiddeling steeds voorop staat en sancties pas in laatste instantie worden opgelegd.

Repliek

De nieuwe bepalingen inzake geluid hebben niet de intentie om de aanpak inzake geluidsoverlast te veranderen, of om het mogelijk te maken dat een éénmalige klacht van een buurtbewoner ervoor kan zorgen dat bepaalde inrichtingen (tijdelijk) dienen te sluiten.

Zoals bij alle andere bepalingen in de ABP, blijft het handhaven op basis van GAS steeds het allerlaatste redmiddel. Bemiddeling, buurtoverleg, … blijven de eerste en voornaamste schakels in het aanpakken van dergelijke situaties op het grondgebied van de gemeente Puurs-Sint-Amands. Een leefbare gemeente komt immers vooral via dialoog, preventie en respect tot stand. De repressieve acties zullen enkel worden ingezet wanneer sensibiliserende acties achterhaald zijn en repressieve handhaving noodzakelijk blijkt.

Feiten, context en argumentatie

De Algemene Bestuurlijke Politieverordening is geen statisch document, maar dient geregeld up-to-date gebracht te worden om de lokale overheid blijvend in staat te stellen een gepast antwoord te bieden inzake de bestuurlijke handhaving van fenomenen die de openbare orde verstoren en/of zorgen voor openbare overlast.

De afstemmingsoefening tussen de vier politieverordeningen van de lokale besturen binnen de politiezone Rivierenland toonde dat de accenten die nodig zijn voor de vrijwaring van de openbare orde en overlast in een stedelijke of gemeentelijke context, vaak verschillen. Daarom werd gekozen om voor elk lokaal bestuur een aparte ABP op te maken, in plaats van één gezamenlijke verordening voor de vier lokale besturen. Rekening houdend met de creatie van de nieuwe politiezone was een ABP op het niveau van Klein-Brabant niet meer mogelijk, waardoor er opnieuw aparte verordeningen voor de beide gemeenten van Klein-Brabant gemaakt dienden te worden. In samenspraak met de beide burgemeesters werd ervoor gekozen om de inhoud van de tekst voor de beide gemeenten van Klein-Brabant volledig gelijklopend te houden, zoals dat ook in het verleden het geval was.

Het document dat ter goedkeuring wordt voorgelegd, omvat dus een volledig nieuwe versie van de politieverordening. Deze vervangt alle voorgaande versies. 

De wijzingen in de nieuwe ABP kunnen worden voorgesteld in 3 grote categorieën :

1. Wijzigingen met het oog op het uniformiseren van de algemene politieverordeningen van de lokale besturen binnen de politiezone Rivierenland

Met het oog op een zo uniform mogelijke werking van de politiediensten binnen de hele nieuwe zone, werd de afstemmingsoefening door de Dienst Integrale Veiligheid aangegrepen om de volledige tekst van de ABP onder de loep te nemen en aan te passen aan de hedendaagse context. Op basis hiervan werden verschillende bepalingen gelijkgesteld met de bestaande bepalingen binnen de ABP van Mechelen, zodat deze door de politie en de gemachtigde GAS-vaststellers binnen de hele zone op eenzelfde manier kunnen worden toegepast en gehandhaafd. 

2. Wijzingen noodzakelijk wegens recente aanpassingen aan de GAS-wet van 24 juni 2013

Op 23 november 2023 keurde het federale parlement de aanpassing van de wet op de gemeentelijke administratieve sancties (GAS) goed. Deze aanpassing was noodzakelijk vanwege uitspraken van het Grondwettelijk Hof en praktische problemen die de dagelijkse werking bemoeilijkten. De vernieuwde GAS-wet is bedoeld om het gebruik van dit instrument te verbeteren en efficiënter te maken op lokaal niveau.

Relevant voor de ABP zijn volgende wetswijzingen:

      • voor meerderjarigen stijgt het maximale boetebedrag naar 500 euro, waardoor lokale overheden strengere straffen kunnen opleggen voor ernstige overtredingen of herhaalde vergrijpen. Deze aanpassing geldt alleen voor meerderjarigen, de maximumboetes voor minderjarigen blijven ongewijzigd op 175 euro.
      • de terminologie ‘lokale bemiddeling’ wordt aangepast naar ‘GAS-bemiddeling’.

De vernieuwde wet werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 28.12.2023 en trad in werking 10 dagen na publicatie. Naar aanleiding van deze wetswijziging dienen ook enkele artikelen uit de ABP te worden aangepast om in overeenstemming te zijn met deze gewijzigde GAS-wetgeving. 

3. Wijzigingen noodzakelijk wegens de nieuwe realiteit

Een derde reeks aanpassingen van de ABP vloeien enerzijds voort uit wijzigingen in de hogere regelgeving of rechtspraak, die het noodzakelijk maken dat de bepalingen in de ABP die betrekking hebben op deze materies, dienen aangepast te worden aan deze nieuwe juridische realiteit. Anderzijds wordt er door de doorgevoerde aanpassingen ook tegemoet gekomen aan de operationele problemen/ tekortkomingen die de handhavers ondervinden op het terrein bij de concrete toepassing van de regels uit de ABP. Eveneens werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal verouderde bepalingen te actualiseren, taalkundig te verbeteren of te verduidelijken op basis van de reeds bestaande bepalingen. Ten slotte worden ook nieuwe bepalingen opgenomen die een antwoord moeten bieden op de opmerkingen en klachten van burgers in verband met (nieuwe) overlastfenomenen. 

De specifieke motivatie voor de verschillende aanpassingen die worden doorgevoerd aan de ABP, wordt opgenomen in een apart document, dat als bijlage wordt toegevoegd. 

Het moet evenwel duidelijk zijn dat de gemeente nog steeds zuinig wil omspringen met sancties in het algemeen. Een leefbare gemeente komt immers vooral via dialoog, preventie en respect tot stand. Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) zijn slechts een laatste redmiddel om op te treden tegen personen die de algemene en elementaire maatschappelijke spelregels niet respecteren of de levenskwaliteit van anderen schenden, maar vormen een onmisbare schakel wanneer sensibiliserende acties achterhaald zijn en repressieve handhaving noodzakelijk blijkt. Teneinde hierbij de nodige prioriteiten te stellen, wordt als nieuwe bijlage aan de ABP eveneens een handhavingskader toegevoegd. Dit handhavingskader bepaalt dat – ten aanzien van meerderjarige overtreders – enkel voor een beperkt aantal feiten onmiddellijk een proces-verbaal zal worden opgesteld. In alle andere gevallen dient expliciet voor andere handhavingstechnieken te worden gekozen : waarschuwing, dialoog, preventie. Dit handhavingskader zal – samen met de tekst van de ABP – jaarlijks geëvalueerd en eventueel bijgestuurd worden.

Publieke stemming
Aanwezig: Els Goedgezelschap, Koen Van den Heuvel, Yvo Van Damme, Hilde Van der Poorten, Els De Smedt, Ann-Marie Morel, Ronny Tourné, Willem Geeroms, Anne De Ron, Sophie Van Praet, Raf De Blaiser, Eddy Ceurstemont, Bart De Schutter, Peter Lemmens, Inge Faes, Jan Van Camp, Patrick Pauwels, Guido Cools, Lavinia De Maeyer, Heiko Van Muylder, Luk Ceurvelt, Els Knoops, Peggy Seeuws, Linda Caluwaerts, Hilde Waumans, Nilüfer Yürük, Liliane Mariën, Robbe Cooremans, Raoul Paridaens
Voorstanders: Els Goedgezelschap, Koen Van den Heuvel, Yvo Van Damme, Hilde Van der Poorten, Els De Smedt, Ann-Marie Morel, Ronny Tourné, Willem Geeroms, Anne De Ron, Sophie Van Praet, Raf De Blaiser, Eddy Ceurstemont, Bart De Schutter, Inge Faes, Jan Van Camp, Patrick Pauwels, Guido Cools, Lavinia De Maeyer, Heiko Van Muylder, Luk Ceurvelt, Els Knoops, Peggy Seeuws, Linda Caluwaerts, Hilde Waumans, Nilüfer Yürük, Robbe Cooremans
Onthouders: Peter Lemmens, Liliane Mariën
Resultaat: Met 26 stemmen voor, 2 onthoudingen
Besluit

Artikel 1. De Algemene Bestuurlijke Politieverordening Klein-Brabant, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van Puurs-Sint-Amands in de zitting van 29 maart 2021, wordt integraal opgeheven met ingang van 1 april 2024. 

Artikel 2. De gemeenteraad keurt de onderstaande Algemene Bestuurlijke Politieverordening (ABP) Puurs-Sint-Amands goed, met ingang vanaf 1 april 2024 (versie met wijzigingen tot GR 04/03/2024). 

Algemene Bestuurlijke Politieverordening Puurs-Sint-Amands

Titel 1 – Algemene bepalingen.

Hoofdstuk 1. Toepassingsgebied.

artikel 1.              Deze verordening behandelt materies die verband houden met de opdrachten van de gemeente, zoals bepaald in de gemeentewet en het gemeentedecreet. Het heeft als doel de inwoners te laten genieten van de voordelen van een goede politie en meer bepaald wat betreft het toezien op de netheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust en het vermijden van overlast in het openbaar.

artikel 2.              Dit reglement is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Puurs-Sint-Amands en op elke persoon die zich op het grondgebied bevindt, ongeacht zijn woonplaats of nationaliteit.

Hoofdstuk 2. Begrippen.

artikel 3.              Voor de toepassing van onderhavig reglement, verstaat men onder “openbare ruimte”:

  • de openbare weg, met inbegrip van de bermen, voetpaden en de ruimten aangelegd als aanhorigheden van de verkeerswegen en voornamelijk bestemd voor het parkeren van voertuigen;
  • de groene ruimten, te weten de openbare plantsoenen, wandelplaatsen, parken, tuinen, pleinen, speelterreinen en alle stukken van de openbare ruimte buiten de rijbaan, die openstaan voor het verkeer van personen en in hoofdorde bestemd zijn voor wandelen en ontspanning.

De openbare weg is dat gedeelte van het gemeentelijke grondgebied dat in hoofdorde bestemd is voor het verkeer van personen of voertuigen en voor iedereen toegankelijk is binnen de bij wetten, besluiten en reglementen bepaalde perken. Het omvat tevens, binnen dezelfde perken van wetten en verordeningen, de installaties voor het vervoer en de bedeling van goederen, energie en signalen.

De berm is de ruimte of het gedeelte van de weg dat niet in de rijweg begrepen is.

Onder “voetpad” verstaat men de doorgaans ten opzichte van de rijweg verhoogde of gelijkgrondse berm, die langs de feitelijke rooilijn gelegen is en voor de voetgangers bestemd is.

Onder een “voor het publiek toegankelijke plaats” verstaat men in onderhavig reglement elke plaats waar andere personen dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn toegang hebben ofwel omdat ze geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats, ofwel omdat ze er toegelaten zijn zonder individueel te zijn uitgenodigd.

Hoofdstuk 3. Precair en herroepbaar karakter van de vergunning en modaliteiten voor het gebruik ervan.

artikel 4.              § 1. De in onderhavig reglement beoogde vergunningen worden precair en herroepbaar afgegeven, in de vorm van een persoonlijke en onoverdraagbare titel, die het lokaal bestuur niet aansprakelijk stelt behoudens in de wettelijk voorziene gevallen.

Ze kunnen op ieder moment opgeheven worden wanneer het algemene belang het vereist.

Ze kunnen ook geschorst of ingetrokken worden door het college van burgemeester en schepenen wanneer de houder een overtreding begaat tegen onderhavig reglement, overeenkomstig de bij artikel 45 van de wet van 24 juni 2013 voorziene procedure.

§ 2. De begunstigden moeten zich strikt houden aan de voorschriften van de vergunningsakte en erover waken dat diens voorwerp geen schade kan berokkenen aan anderen, noch de openbare veiligheid, rust of netheid en gezondheid in het gedrang kan brengen.

Behoudens in de wettelijke voorziene gevallen is het lokaal bestuur niet aansprakelijk voor de schade die kan voortvloeien uit de - al dan niet foutieve - uitoefening van de bij de vergunning beoogde activiteit.

§ 3. Wanneer de vergunningsakte betrekking heeft op:

  • een activiteit of een evenement in een voor het publiek toegankelijke plaats, dan moet de akte zich op de plaats in kwestie bevinden;
  • een activiteit in de openbare ruimte of een bezetting ervan, dan moet de begunstigde de akte bij zich hebben tijdens de activiteit of de bezetting.

In beide gevallen moet de akte getoond worden op politieverzoek.

artikel 5.              Wanneer de openbare veiligheid, netheid, gezondheid of rust in het gedrang komen door situaties waarvan de oorzaak bij privé-eigendommen ligt, kan de burgemeester de nodige besluiten nemen.

De eigenaars, huurders, bezetters of zij die er op een of andere manier verantwoordelijk voor zijn, moeten er zich naar schikken.

In geval van weigering of vertraging in de uitvoering van de bij voornoemde besluiten voorgeschreven maatregelen, alsook indien het onmogelijk is ze aan de betrokkenen te betekenen, kan de burgemeester er ambtshalve toe doen overgaan, op risico van de in gebreke blijvende partijen, die de kosten hoofdelijk moeten dragen.

Het niet naleven van de besluiten van de burgemeester kan bovendien bestraft worden met de in artikel 217 voorziene administratieve sancties.

artikel 6.              De persoon die de voorschriften van de bepalingen van onderhavig reglement niet naleeft, is burgerlijk aansprakelijk voor de schade die daaruit kan voortvloeien.

Het lokaal bestuur is niet aansprakelijk voor de schade die zou voortvloeien uit de niet-naleving door derden van de bij dit reglement voorgeschreven bepalingen.

artikel 6/1.         Ieder die zich in de openbare ruimte bevindt of in een voor het publiek toegankelijke plaats, moet zich onmiddellijk schikken naar de verzoeken of bevelen van de politie met het oog op:

  • de vrijwaring van de openbare veiligheid, rust, netheid of gezondheid;
  • de vereenvoudiging van de taken van de hulpdiensten en de bijstand aan personen in gevaar;
  • het doen naleven van de wetten, decreten, reglementen en besluiten.

Deze verplichting is tevens van toepassing op personen die zich in een privaat domein bevinden, wanneer de politie er is binnengegaan op verzoek van de bewoners of in geval van brand, overstroming of hulpoproep.

Titel 2 – De openbare netheid en gezondheid.

Hoofdstuk 1. Netheid van de openbare ruimte.

Afdeling 1. Algemeen verbod op het bevuilen van de openbare ruimte.

artikel 7.              Het is verboden ieder voorwerp of plaats in de openbare ruimte te bevuilen op gelijk welke manier (zoals o.a. het weggooien van verpakkingen van snoep, snacks, sigaretten, drank en andere versnaperingen, alsook allerlei papierafval, kauwgom, zakjes of sigarettenpeuken), door eigen toedoen of door toedoen van de personen, dieren of zaken waarop men toezicht of waarover men zeggenschap heeft. Met voorwerp of plaats wordt o.a. bedoeld:

  1. ieder voorwerp van algemeen nut of ieder voorwerp voor de versiering van de openbare ruimte;
  2. ieder onderdeel van het straatmeubilair;
  3. galerijen en doorgangen op private grond die voor het publiek toegankelijk zijn;
  4. openbare gebouwen en privé-eigendommen;
  5. voertuigen van derden.

Diegene die deze bepaling overtreedt moet de zaken onmiddellijk reinigen.

Afdeling 2. Netheid van voetpaden en bermen en onderhoud van eigendommen.

artikel 8.              De voetpaden en bermen van al dan niet bewoonde gebouwen dienen te worden onderhouden en proper te worden gehouden. Deze verplichtingen berusten:

  1. voor bewoonde gebouwen: op de bewoner en bij diens tekortkoming de eigenaar, de mede-eigenaars, vruchtgebruikers of de huurders van het gebouw of andere personen die belast zijn met het dagelijks onderhoud van de gebouwen;
  2. voor gebouwen zonder woonfunctie: op de conciërges, portiers, bewakers of de personen die belast zijn met het dagelijks onderhoud van de gebouwen en bij diens tekortkoming de eigenaar, de mede-eigenaars, vruchtgebruikers of de huurders van het gebouw ;
  3. voor leegstaande gebouwen of onbebouwde terreinen: op iedere houder van een reëel recht op het goed met name eigenaars, vruchtgebruikers, erfpachters, opstalhouders, titularis van een gebruiksrecht, recht van bewoning, erfdienstbaarheid of huurders;
  4. voor flatgebouwen: op de personen die speciaal belast zijn met het dagelijks onderhoud ervan of deze aangeduid door een binnenhuisreglement. Bij gebreke hiervan heeft de vereniging van mede-eigenaars, indien van toepassing, deze plicht.

Deze verplichtingen omvatten onder andere de verwijdering van onkruid en wilde begroeiing, vervuilende producten of materialen en het verwittigen van het lokaal bestuur van uit te voeren herstellingen.

In straten en pleinen waar geen voetpad is aangelegd, dienen de in dit artikel vermelde personen in de aldaar vermelde gevallen de verplichtingen opgenomen in dit artikel uit te voeren over een breedte van minimum 1 meter gemeten vanaf de gevel of vanaf de feitelijke rooilijn.

Het schoonmaken van voetpaden en bermen is verboden wanneer deze pas hersteld of aangelegd zijn.

artikel 9.              De goede staat van onbebouwde terreinen, braakgronden en onbebouwde gedeelten van eigendommen moet op ieder moment verzekerd zijn, wat onder andere inhoudt dat erover dient gewaakt te worden dat de begroeiing noch de openbare eigendom noch de openbare veiligheid bedreigt.

Het is verboden vuilnis, puin of welke stoffen ook op de braakgronden neer te leggen of te bewaren.

Deze verplichting rust op de in artikel 8 vermelde personen.

artikel 10.           Langs landelijke wegen waar geen grachten voorkomen zijn de gebruikers en/of eigenaars van de landerijen palende aan de openbare weg ertoe gehouden bestendig een gelijkgrondse grasstrook van minstens 1,25 meter breed te laten groeien langsheen de rand van de rijbaan.

Afdeling 3. Hondenpoep.

artikel 11.           De begeleiders van honden, met uitzondering van blinden en mindervaliden met geleidehond, zijn verplicht:

  • te beletten dat hun hond de openbare ruimte bevuilt;
  • de uitwerpselen van hun hond onmiddellijk te verwijderen.

De begeleiders, met uitzondering van blinden en mindervaliden met geleidehond, moeten steeds in het bezit zijn van een zakje voor het verwijderen van de uitwerpselen van hun dier. Het zakje moet ertoe geschikt zijn en gesloten kunnen worden. Het zakje dient op het eerste verzoek te worden getoond aan de politie of een beëdigde aangestelde van de gemeente.

De bepalingen van dit artikel ontslaan de aangelanden niet van hun verplichting inzake het onderhouden en proper houden van de voetpaden en bermen.

Afdeling 4. Wateroppervlakten, waterwegen, kanaliseringen, afvloeiingen.

artikel 12.           Het is verboden de leidingen bestemd voor de werking van fonteinen en de leidingen of afvoersloten voor de afvoer van regen- of afvalwater te versperren of er enig voorwerp in te gooien waardoor ze kunnen verstoppen of de normale werking kunnen verstoren.

artikel 13.           Behoudens vergunning is het verboden om de riolen in de openbare ruimte te ontstoppen, schoon te maken, te herstellen of er aansluitingen op aan te brengen.

Het verbod is niet van toepassing op de vrijmaking van kolken als de minste vertraging de aangrenzende eigendommen schade zou kunnen berokkenen en voor zover er niets wordt gedemonteerd of uitgegraven.

artikel 14.           Daarentegen zijn de eigenaars of gebruikers van een onroerend goed verplicht de voor of op hun gronden gelegen afvoersloten te (doen) ruimen of te (doen) herdelven en in het algemeen de voor de instandhouding ervan benodigde onderhoudswerken uit te (doen) voeren, wanneer dat voor de normale afvoer van het water noodzakelijk is.

artikel 15.           Het is verboden het ijs dat zich gevormd heeft op stilstaand water en waterwegen, riolen en rioolkolen te bevuilen door er gelijk welke voorwerpen of substanties op te werpen of te gieten.

artikel 16.           Het is, tenzij ter plaatse anders vermeld, verboden te baden in door het gemeentebestuur beheerde rivieren, kanalen, vijvers, bekkens, fonteinen gelegen in openbare ruimten of deze te bevuilen of er dieren in te laten baden of te wassen of er eender wat in onder te dompelen.

artikel 17.           Het is verboden de afval-, was- en huiswaters evenals het regenwater afkomstig van bebouwde eigendommen (ongeacht hun herkomst) in de openbare ruimte te doen afvloeien.

artikel 18.           Opgeheven.

Afdeling 5. Aanplakking en graffiti.

artikel 19.      Het aanbrengen van opschriften, affiches, beeld- en fotografische voorstellingen, vlugschriften en plakbriefjes op de openbare weg en op de bomen, aanplantingen, plakborden, voor- en zijgevels, muren, omheiningen, pijlers, palen, zuilen, bouwwerken, monumenten, verkeerstekens en andere in de openbare ruimte of in de onmiddellijke nabijheid ervan liggende opstanden, op andere plaatsen dan die welke door het lokaal bestuur daartoe zijn bestemd, is verboden behoudens voorafgaandelijke en schriftelijke toelating, naar gelang het geval van de burgemeester, de eigenaar of de gebruiksgerechtigde.

De bepalingen van huidig artikel zijn niet van toepassing op (niet-limitatieve opsomming):

  • de aangebrachte mededelingen waaruit blijkt dat een stedenbouwkundige vergunning werd aangevraagd of afgeleverd;
  • de aanplakbiljetten die betrekking hebben op openbare verkopen, de verkoop en het verhuren van gebouwen, de voorstellingen, de concerten, vermakelijkheden en allerhande vergaderingen, voor zover de oppervlakte van de aanplakbiljetten geen 2 m² overschrijdt en dat zij geplaatst zijn op het gebouw waar de gebeurtenis plaatsvindt, tijdens de maand die aan de gebeurtenis voorafgaat;
  • de aanplakbiljetten aangeplakt door de Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de autonome provinciebedrijven, de autonome gemeentebedrijven, de polders en wateringen en de openbare instellingen;
  • de plakbrieven van Instituut voor veteranen-NIOOO;
  • de plakbrieven in kieszaken;
  • de plakbrieven van de bedienaars der erediensten erkend door de Staat, betreffende de oefeningen, plechtigheden en diensten van de eredienst;
  • de plakbrieven van de door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, de Vlaamse Landmaatschappij erkende maatschappijen, de plakbrieven van het Woningfonds, de Gezinsbond, het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, de plakbrieven van het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen – België – Stichting naar Belgisch recht, en die van de verenigingen die actief zijn bij de opsporing van verdwenen kinderen of in strijd tegen de seksuele uitbuiting van kinderen, wanneer zij handelen in overleg met of op verzoek van het genoemde centrum;
  • aangebrachte mededelingen opgelegd door een wettelijke of andere reglementaire bepaling.

artikel 19bis. §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art. 534 bis) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, zij die zonder toestemming graffiti aanbrengen op andere roerende of onroerende goederen.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

artikel 20.      Behoudens voor wat betreft de door het lokaal bestuur ter beschikking gestelde aanplakzuilen moeten de regelmatig aangebrachte aanplakbiljetten door degene die de toelating verkreeg of door diegene op wiens last ze werden aangebracht, verwijderd worden binnen de acht dagen nadat de bestaansredenen van de aanplakbiljetten zijn verdwenen of hun termijnen zijn verstreken.

artikel 21.      Het is verboden affiches te verwijderen, te overplakken of te bedekken zolang de redenen van het aanplakken niet opgehouden hebben te bestaan of hun termijn niet is verstreken.

artikel 22.      Het lokaal bestuur zal de opschriften, affiches, beeld- en fotografische voorstellingen, vlugschriften, plakbriefjes, zelfklevers, tags en graffiti dewelke onregelmatig werden aangebracht in de openbare ruimte, evenals de regelmatig aangebracht aanplakbiljetten die conform artikel 20 niet tijdig verwijderd zijn, doen verwijderen op kosten van de overtreders die geen gevolg hebben gegeven aan het bevel tot verwijdering.

artikel 23.      Bij overtreding zal de aanbrenger van de aanplakkingen vooreerst als verdachte worden aangeduid. Is de aanbrenger niet gekend, dan zal de verantwoordelijke uitgever als verdachte worden weerhouden. Is er geen verantwoordelijke uitgever vermeld, dan is de organisator van de activiteit, waarvoor reclame wordt gemaakt, de verdachte.

Afdeling 6. Onderhoud en schoonmaak van voertuigen.

artikel 24.           Het is verboden in de openbare ruimte het onderhoud, de smering, olieverversing of herstelling van voertuigen of stukken van deze voertuigen te doen, met uitzondering van het depanneren vlak na het zich voordoen van het defect voor zover het gaat om zeer beperkte interventies teneinde het voertuig in staat te stellen zijn weg voort te zetten of weggesleept te worden. Eventuele bevuiling van de openbare ruimte dient te worden weggewerkt.

Het wassen van eigen voertuigen, met uitzondering van voertuigen voor het al dan niet bezoldigd goederenvervoer of gezamenlijke vervoer van personen, is toegelaten in de openbare ruimte tussen 7 uur en 22 uur. Het wassen en schoonmaken mag bovendien enkel plaatshebben voor het gebouw waar de eigenaar of gebruiker van het voertuig woont of voor diens garage, of bij gebreke daaraan op een vrij toegankelijke publieke parking.

De producten en het gereedschap voor het herstellen of het wassen van het voertuig moeten zorgvuldig verzameld worden zodat de doorgang van de voetgangers en de weggebruikers niet wordt gehinderd.

Afdeling 7. Diverse bepalingen.

Onderafdeling 1. Netheid rond verkoopsinrichtingen.

artikel 25.           §1. De verkopers van voedingsproducten die buiten de verkoopsinrichting worden verbruikt, dienen het nodige te doen opdat hun klanten de openbare ruimte rond hun handel niet vervuilen.

De verkopers van frieten of andere buiten de inrichting te verbruiken eetwaren evenals de houders van kramen op foren en markten, moeten hun inrichting voorzien van een duidelijk zichtbare en goed bereikbare afvalrecipiënt uit onbrandbaar materiaal bestemd voor papier en afval. Zij staan in voor het tijdig ledigen van de recipiënten. Zij moeten ervoor instaan dat in de onmiddellijke omgeving van hun voertuig, kraam of inrichting alle papier of om het even welk voorwerp, al dan niet door hun klanten op de grond gegooid, worden weggenomen.

§2. Zij moeten ervoor zorgen dat hun toestellen geen overdreven reuk noch rook verspreiden die de voorbijgangers of bewoners van de buurt kunnen hinderen.

Onderafdeling 2. Netheid bij verdeling en verkoop in de openbare ruimte.

artikel 26.           §1. Het is verboden bij het uitdelen of plaatsen van kranten, publicaties, documenten, tekeningen, gravures, advertenties en andere drukwerken de openbare ruimte te bevuilen. De verdelers van kranten, publicaties, documenten, tekeningen, gravures, advertenties en andere drukwerken of hun helpers dienen wat er door het publiek op de grond wordt gegooid, onmiddellijk op te rapen. Hetzelfde geldt voor de verdelers van reclameproducten allerhande (sampling). De verdeler of zijn helper, de verantwoordelijke uitgever en de organisator van de activiteit waarvoor reclame wordt gemaakt, worden hoofdelijk aansprakelijk gesteld.

§2. Het is verboden voor omroepers, verkopers of verdelers van kranten, publicaties, documenten, tekeningen, gravures, advertenties en allerhande drukwerken:

  • deze op voertuigen te bevestigen, behoudens toelating van de burgemeester;
  • stapels kranten, documenten, enz. achter te laten op de drempel van deuren en vensterbanken van gebouwen of in de openbare ruimte.

§3. Het verbod in §2 geldt niet voor processen-verbaal en preventiedrukwerken van de politie en voor parkeerretributiebonnen of belastingbonnen.

Onderafdeling 3. Urineren, achterlaten van uitwerpselen en spuwen.

artikel 27.           §1. Het is verboden te urineren of uitwerpselen achter te laten in de openbare ruimte of in galerijen en passages op privégebied die voor het publiek toegankelijk zijn, elders dan in de daartoe bestemde plaatsen.

§2. Het is verboden te spuwen op een openbare plaats of een voor het publiek toegankelijke plaats.

Onderafdeling 4. Voorzorgsmaatregelen bij het uitvoeren van werken.

artikel 28.           De werken die stof of afval op de omringende eigendommen of op de openbare weg kunnen verspreiden mogen slechts aangevat worden na het aanbrengen van ondoordringbare schermen.

De aannemers of personen, gelast met het vervoer van aarde, bouwmaterialen, afbraak- of andere materialen die de openbare weg kunnen bevuilen, moeten hun wagens zodanig afdekken dat niets van de lading op de openbare weg zou kunnen vallen.

De aannemers of verantwoordelijken zijn eveneens verplicht de openbare wegen gelegen in de omgeving van de werkplaatsen waar geladen en gelost wordt in staat van volledige zindelijkheid te houden.

Aan vrachtvervoer dat schade of bevuiling aan de openbare weg veroorzaakt kan een bepaalde reisweg worden opgelegd door de burgemeester.

De vervoerders blijven verantwoordelijk voor eventuele schade aan de weg en eveneens voor het reinigen ervan.

Onderafdeling 5. Bevuilen van personen.

artikel 29.           Het is verboden naar een persoon een zaak te werpen die de betrokkene kan vuil maken.

Onderafdeling 6. Verwijdering van afvalstoffen.

artikel 30.           Het gebruik van containers die door het lokaal bestuur of met diens goedkeuring op de openbare ruimte worden geplaatst, is strikt voorbehouden aan de personen en voorwerpen die het lokaal bestuur heeft vastgesteld. Het is verboden er andere voorwerpen of afval in te deponeren.

artikel 31.           Afvalzakken mogen niet naast de daartoe voorziene container worden geplaatst.

artikel 31/1.      Een recipiënt met huishoudelijk afval of de inhoud van de recipiënt mag niet in een publieke vuilnisbak worden gedeponeerd. In blikvangers mogen enkel drankverpakkingen – inclusief plastic of kartonnen verpakking van een six-pack – gedeponeerd worden.

artikel 32.           De fysieke of rechtspersonen die een overeenkomst hebben afgesloten met een maatschappij voor de verwijdering van hun afval uitgezonderd huishoudafval, moeten in die overeenkomst de dag en het tijdstip van de ophaling preciseren. Ze dienen er tevens over te waken dat de zakken of recipiënten met dit afval geen bron van hinder of vervuiling kunnen vormen en dat ze geen dieren kunnen aantrekken.

Het lokaal bestuur kan met het oog op de openbare veiligheid, rust, volksgezondheid, netheid en zindelijkheid de tijdstippen voor de plaatsing van de zakken of recipiënten met afval bepalen.

artikel 33.           Enkel een onderneming die volgens de reglementering ter zake daartoe erkend is, mag opdracht gegeven worden tot het ledigen van beerputten en septische putten, het vervoer en de verwijdering van hun inhoud.

artikel 34.           Opgeheven.

artikel 35.           Opgeheven.

Onderafdeling 7. Inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen

artikel 35/1.      Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

  • huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding, afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden en met huishoudelijk afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 3 § 1 van het decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, en in het besluit van de Vlaamse regering 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams Reglement voor het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen;
  • huisvuil: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die in de voorgeschreven recipiënt voor de inzameling van huisvuil gedeponeerd worden, met uitzondering van afvalstoffen die selectief worden ingezameld;
  • met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen: bedrijfsafvalstoffen van vergelijkbare aard, samenstelling en hoeveelheid als huishoudelijke afvalstoffen en die ontstaan ten gevolge van activiteiten van een normale werking van een particuliere huishouding.
  • grofvuil: alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de recipiënt voor de inzameling van huisvuil kunnen gedeponeerd worden, met uitzondering van afvalstoffen die selectief worden ingezameld;
  • glas: hol glas (flessen en bokalen) dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen met uitzondering van: gewapend glas, opaal glas, rookglas, spiegelglas, plexiglas, autoruiten, kristal, vuurvaste voorwerpen, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, beeldbuizen, porselein en aardewerk;
  • papier en karton: alle kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren en kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen, met uitzondering van geolied papier of karton, papier met een waslaag, carbonpapier, vervuild papier, vervuilde papieren en kartonnen verpakkingen, papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn, kaarten met een magneetband, behangpapier, cementzakken, meststofzakken, sproeistofzakken;
  • plastic verpakkingen, metalenverpakking en drankkartons, hierna PMD-afval genaamd: alle verpakkingsafval van verbruikbare producten, bestemd voor de normale werking van huishoudens dat, wat plasticverpakking betreft, beantwoordt aan volgende modaliteiten: HDPE-, PET- en PVC flessen, -flacons en –bidons met een totaal inhoudsvermogen van maximum 8 liter, met uitzondering van plasticverpakking voor : pesticiden, herbiciden en onkruidverdelgers, motorolie, verfproducten, medicijnen, toxische producten.
  • groenafval: organisch composteerbaar afval van tuinen, perken, plantsoenen, parken en wegbermen, dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen;
  • snoeiafval: de fractie van het groenafval, bestaande uit snoeihout met een diameter van maximum15 centimeter, afkomstig van het snoeien van bomen, struiken en planten;
  • metalen: metalen voorwerpen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en de gelijkgestelde afvalstoffen;
  • Klein Gevaarlijk Afval (KGA): de afvalstoffen opgesomd in artikel 5.5.2.1 van het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer;
  • textiel: alle kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed, woningstoffen (gordijnen, overgordijnen, tafelkleden, lompen, ed.) die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
  • recyclagepark: inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen mogelijk te maken met het oog op maximaal hergebruik en recyclage van deze afvalstoffen.

artikel 35/2.      De volgende huishoudelijke afvalstoffen mogen niet ter inzameling worden aangeboden:

  • gashouders en/of andere ontplofbare voorwerpen;
  • krengen van dieren;
  • slachtafval;
  • vloeibare afvalstoffen;
  • radioactief afval;
  • voorwerpen of stoffen die kunnen verwonden of besmetten zonder beschermende verpakking;
  • bijtende stoffen.

artikel 35/3.     Het is eenieder verboden afvalstoffen die ter inzameling zijn aangeboden, mee te nemen zonder geldige vergunning of toelating daartoe door, al naargelang het geval, de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen, de burgemeester of de intercommunale IVAREM.

artikel 35/4.     Met het oog op het thuiscomposteren is het toegestaan op eigen privéterrein een stapelplaats aan te leggen voor het composteren van eigen GFT-afval van huishoudelijke oorsprong, mits deze stapelplaats geen hinder teweegbrengt voor buurtbewoners.

artikel 35/5.     De huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden zoals bepaald in deze afdeling. Huishoudelijke afvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van deze afdeling, worden niet aanvaard. De aanbieder moet voor het einde van de dag van de inzameling deze niet aanvaarde afvalstoffen van de openbare weg verwijderen.

artikel 35/6.     Behoudens de in deze afdeling vastgestelde uitzonderingen, mogen de huishoudelijke afvalstoffen ten vroegste vanaf 19u00 daags voor de dag der inzameling ter aanbieding buiten worden geplaatst.

artikel 35/7.     De huishoudelijke afvalstoffen moeten middels de voorgeschreven recipiënt of wijze ter hoogte van het perceel waar de aanbieder gevestigd is, aangeboden worden aan de rand van de openbare weg, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen. De aanbieder die gevestigd is op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, moet de recipiënt plaatsen op de dichtst bij zijn perceel grenzende openbare weg, die toegankelijk is voor een normaal inzamelvoertuig.

artikel 35/8.      Indien op éénzelfde dag meerdere inzamelingen plaatsvinden, moeten de diverse fracties huishoudelijke afvalstoffen duidelijk gescheiden ter inzameling aangeboden worden overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling.

artikel 35/9.     Men blijft verantwoordelijk voor de plaatsing en inhoud van de huishoudelijke afvalstoffen tot dit door de ophaaldiensten verwijderd is. Eventueel gemorste of niet-verwijderde huishoudelijke afvalstoffen moet door de aanbieder terug worden verwijderd.

artikel 35/10.   Met uitzondering van het daartoe bevoegd personeel, is het eenieder verboden de langs de weg staande recipiënten te openen, geheel of gedeeltelijk te ledigen en/of te doorzoeken. Het is verboden langs de openbare weg staande recipiënten omver te werpen. Het is tevens verboden om afvalstoffen zonder toestemming in andermans recipiënten te plaatsen of te werpen.

artikel 35/11.   Het is verboden in de op openbare plaatsen beschikbare recipiënten andere afvalstoffen te deponeren of te werpen dan waarvoor deze bestemd zijn.

artikel 35/12.   Organisatoren van een evenement dat op het grondgebied van de gemeente plaatsvindt, moeten, desgevallend in samenspraak met de gemeente, de nodige acties ondernemen om afval te voorkomen en selectief in te zamelen en moeten, op verzoek van het college, een afvalplan voorleggen waarin beschreven wordt hoe afval zal voorkomen, geselecteerd en verwijderd worden.

artikel 35/13.   Organisatoren van en deelnemers aan evenementen moeten de afvalstoffen die van deze activiteiten afkomstig zijn, opruimen of laten opruimen overeenkomstig de richtlijnen van het lokaal bestuur.

artikel 35/14.   Marktkramers, standwerkers en andere ambulante handelaars moeten, desgevallend in samenspraak met de gemeente, de nodige acties ondernemen om afval te voorkomen en selectief in te zamelen.

artikel 35/15.   Het is marktkramers, standwerkers en andere ambulante handelaars verboden afval, afkomstig van hun handelsactiviteiten, achter te laten op de openbare weg.

artikel 35/16.   Reclamedrukwerk, gratis regionale pers, dag- en weekbladen en briefwisseling mogen uitsluitend gedeponeerd worden in een brievenbus. Hierbij dient erop toegezien te worden dat de voormelde documenten op een degelijke wijze in de brievenbus gedeponeerd worden, zodat deze niet kunnen verspreid worden op de openbare weg. Het is verboden reclamedrukwerk, gratis regionale pers, dag- en weekbladen te bedelen in leegstaande panden.

artikel 35/17.   Het is verboden reclamedrukwerk en/of gratis regionale pers te bedelen in brievenbussen die voorzien zijn van een zelfklever of aanduiding waarop gevraagd wordt dit niet te doen.

Hoofdstuk 2. Openbare gezondheid.

Afdeling 1. Gezondheid van de woningen en hun omgeving.

Onderafdeling 1. Reinheid van de huizen, binnenplaatsen en gemeenschappelijke gangen.

artikel 36.           Het is verboden binnen de huizen, binnenplaatsen en gemeenschappelijke gangen vuil, water, urine, keukenafval en in het algemeen alle stoffen die van aard zijn ongezonde of stinkende uitwasemingen voort te brengen, te bewaren of op te hopen.

Iedere eigenaar of huurder moet de wc’s, de vuilniskokers, alsook alle andere inrichtingen die daarmee verband houden, in volmaakte staat van zindelijkheid houden. De beerputten moeten tijdig worden geledigd. De ruiming mag niet gebeuren op zon- en wettelijke feestdagen.

In geval van ondergelopen kelders zijn de bewoners verplicht het water, modder en klei eruit te verwijderen.

Indien er besmettelijke ziekten uitbreken of dreigen, zelfs in afzonderlijke gevallen, en de onreinheid van de woning(en) een oorzaak tot verspreiding van de kwalen kan vormen, moeten de eigenaars, huurders of bewoners alle lokalen in een behoorlijke staat van reinheid brengen en ontsmetten.

In de gedeelten van de gemeente waar geen rioleringsnet bestaat, gelden de bepalingen van de VLAREM-wetgeving.

Onderafdeling 2. Leegstaande woningen

artikel 37.           De eigenaar van een niet-bewoond of niet-gebruikt gebouw is verplicht het op een zodanige wijze af te sluiten dat iedere toegangsmogelijkheid, zonder inbraak, onmogelijk wordt.

Tevens dienen in deze gebouwen de gepaste maatregelen te worden genomen om de toegang voor huis- en knaagdieren, in het wild levende dieren en voor vogels via vensters, ramen, deuren, keldergaten en riolen te voorkomen.

Afdeling 2. Ongezonde woningen.

artikel 38.           Wanneer de burgemeester kennis krijgt van het bestaan van ongezonde woningen zal hij, onverminderd het desnoods doen uitvoeren van urgente maatregelen, één of meer deskundigen met een onderzoek gelasten.

De eigenaars en de bewoners zijn verplicht dit onderzoek mogelijk te maken.

artikel 39.           Op grond van de feitelijke vaststellingen, die besproken worden met de eigenaars en bewoners, beslist de burgemeester welke herstellings- of saneringsmaatregelen dienen te worden uitgevoerd en bepaalt hij de uitvoeringstermijn.

Desnoods beveelt de burgemeester de ontruiming tot de bevolen maatregelen zijn uitgevoerd.

Het besluit van de burgemeester wordt aan de belanghebbenden bij aangetekende brief, bij afgifte tegen ontvangstbewijs door toedoen van de politie of eventueel bij deurwaardersexploot betekend.

artikel 40.           Indien bij het verstrijken van de vastgestelde termijn de voorgeschreven maatregelen niet zijn uitgevoerd, zal de burgemeester na het horen van de eigenaars en bewoners de woningen onbewoonbaar verklaren of, indien nodig, de bevolen maatregelen ambtshalve op kosten van de eigenaars doen uitvoeren.

artikel 41.           Indien uit het onderzoek blijkt dat het onverbeterbare woningen betreft, zal de burgemeester na het horen van de eigenaars en bewoners deze woningen definitief onbewoonbaar verklaren.

artikel 42.           Het besluit van de burgemeester tot onbewoonbaarverklaring wordt aan de eigenaar en aan de bewoners betekend op één van de bij art. 39 bepaalde wijzen.

Het besluit wordt tevens aan de woning op een goed zichtbare en van op de openbare weg leesbare plaats aangeplakt.

artikel 43.           De onbewoonbaar verklaarde woningen dienen te worden ontruimd, hetzij onmiddellijk, hetzij voor de bij het besluit van de burgemeester bepaalde datum.

Indien nodig, zullen de bewoners met dwangmiddelen worden uitgedreven.

artikel 44.           Na de ontruiming mogen de woningen niet meer worden bewoond als eigenaar, huurder, vruchtgebruik of houder van enig ander recht.

Bovendien kan de burgemeester elk ander gebruik van of van de toegang tot de woning verbieden.

Hij kan de woning doen verzegelen.

De burgemeester kan beslissen dat de woning wordt gesloopt. 

artikel 45.           Opgeheven.

artikel 46.           Opgeheven.

Afdeling 3. Dieren.

Onderafdeling 1. Slachten van dieren.

artikel 47.           Voor zover het vlees uitsluitend bestemd is om te voorzien in de behoeften van de eigenaar en zijn gezin en mits naleving van de andere wettelijke bepalingen met betrekking tot dierenwelzijn, is het slachten van gevogelte, klein gekweekt wild of konijnen, elders dan in een slachthuis – zoals bepaald in hogere regelgeving – toegelaten, weliswaar met uitzondering van de (voor)tuin of koer.

Het is verboden schapen, geiten, varkens of groot wild te slachten, tenzij met schriftelijke en voorafgaande toelating van de burgemeester.

Rituele slachtingen thuis zijn te allen tijde verboden.

Onderafdeling 2. Strijd tegen schadelijke dieren.

artikel 48.           Het is verboden in de openbare ruimte dieren bij zich te hebben waarvan de gezondheidstoestand de openbare gezondheid in het gedrang zou kunnen brengen.

artikel 49.           Uitgezonderd de door de burgemeester afgeleverde toelatingen is het verboden in de openbare ruimte en op openbare plaatsen zoals openbare parken en openbare tuinen eender welke materie voor de voeding van zwervende dieren (bv. katten, duiven) achter te laten, te deponeren of te werpen, met uitzondering van voedsel voor vogels bij vriesweer.

Hetzelfde verbod is van toepassing op private percelen en eigendommen wanneer deze praktijk hinderlijk kan zijn voor de buurt of voor de openbare netheid, gezondheid en veiligheid bijvoorbeeld door het aantrekken van insecten, knaagdieren en vogels.

De eigenaars, beheerders, huurders of gebruikers van percelen, gebouwen en andere constructies zijn verplicht maatregelen te treffen om het nesten en bewust aantrekken van verwilderde dieren te verhinderen, alsook bevuilde gebouwen te doen schoonmaken en ontsmetten.

artikel 50.           Opgeheven.

Onderafdeling 3. Houden van landbouwhuisdieren.

artikel 51.           Onverminderd de regelgeving op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke bedrijven, is het verboden landbouwhuisdieren langer dan 24 uur te houden:

a)      in gebouwen, tuinen en op koeren die palen aan een ander, voor bewoning dienend gebouw;

b)     indien daarvoor niet kan beschikt worden over een open ruimte van ten minste 100 m² per dier.

Onder landbouwhuisdieren worden onder andere verstaan: paarden, ezels, muilezels, muildieren, runderen, schapen, geiten en varkens.

artikel 52.           Opgeheven.

Onderafdeling 4. Visverbod en magneetvissen.

artikel 53.           Het is verboden te vissen in de door het lokaal bestuur beheerde oppervlaktewateren van de openbare ruimte zonder toelating.

artikel 53bis.     Het is verboden om zonder begeleiding van de Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen (DOVO) activiteiten van metaaldetectie en/of metaalophaling uit te voeren in de wateren van het grondgebied van de gemeente Puurs-Sint-Amands. 

In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester vooraf de toelating verlenen om op een bepaalde plaats en gedurende een beperkte periode activiteiten van metaaldetectie en/of metaalophaling uit te voeren, na gunstig advies van de betrokken gemeentediensten en de politie.  

Afdeling 4. Geur- en rookhinder

artikel 54.           Het is verboden zonder voorafgaandelijke en schriftelijke toelating van de burgemeester vuur te maken in de openbare ruimte. Na toelating dienen de richtlijnen van brandweerzone Rivierenland gevolgd te worden.

Met uitzondering van de activiteiten in het kader van de normale exploitatie van land- en tuinbouw, is het verboden de buurt te storen met rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, alsook met stof of projectielen van allerlei aard. Indien men activiteiten uitvoert waarbij rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, die buren kunnen hinderen of de lucht kunnen verontreinigen ontstaan, is men ertoe gehouden alle mogelijke maatregelen te treffen om de hinder naar de omwonenden te vermijden of zoveel mogelijk te beperken.

Het oplaten van onbemande (wens)ballonnen die gebruik maken van een permanente open vlam is verboden, behoudens voorafgaande en schriftelijke toelating van de burgemeester.

Voor het organiseren van een kerstboomverbranding is een voorafgaande en schriftelijke toelating vereist van de burgemeester.

Onverminderd het eerste lid zijn barbecues toegelaten in private tuinen.

artikel 54bis. Het aanleggen van een open vuur op private gronden moet steeds onder toezicht verlopen en het moet degelijk gedoofd worden bij het verlaten van het terrein. Hierbij dienen de richtlijnen van brandweerzone Rivierenland gevolgd te worden.

Afdeling 5. Stoken met allesbranders

artikel 55.           De gebruikers van verwarmingsinstallaties van het type allesbrander, houtkachel en open haarden moeten ervoor zorgen dat de installatie die ze gebruiken geen luchtverontreiniging veroorzaakt die de gezondheid kan schaden.

artikel 56.           De rookgassen van dergelijke installaties dienen te worden afgevoerd via een schoorsteen met een goede schoorsteentrek en met een voldoende hoogte teneinde een optimale verspreiding van de rookgassen te waarborgen.

artikel 57.           Het verbranden van afvalstoffen, turf, bruinkool en niet-rookloze kolenagglomeraten in allesbranders voor de verwarming van woningen, werkplaatsen en lokalen is verboden.

artikel 58.           Opgeheven.

artikel 59.           Het stoken met allesbranders is enkel toegestaan met gebruik van onbewerkt hout.

artikel 60.           Opgeheven.

Afdeling 6. Schadelijke middelen

artikel 60/1.      §1. Het is verboden om schadelijke middelen zoals lachgas te verhandelen of te bezitten indien de handel of het bezit gericht is op het oneigenlijk gebruik van het middel met als doel het bekomen van een roeseffect.

§2. Onverminderd de gemeentelijke administratieve sancties en maatregelen zoals voorzien in titel 6 van deze verordening, kan de politie bij inbreuken op §1 van dit artikel de schadelijke middelen in beslag nemen.

Titel 3 – De openbare veiligheid en vlotte doorgang.

Hoofdstuk 1. Gemeenschappelijke bepalingen ter bevordering van de openbare veiligheid en de vlotte doorgang.

Afdeling 1. Algemene bepaling.

artikel 61.           Het is in het algemeen verboden in openbare ruimten, in voor het publiek toegankelijke plaatsen en in en rond privé-eigendommen over te gaan tot gelijk welke activiteit die de openbare veiligheid of de veilige en vlotte doorgang in het gedrang kan brengen, zoals:

  • het parkeren/stilstaan op een brandweg of evacuatieweg die zich op privé-eigendom bevindt;
  • het versperren van nooduitgangen al dan niet door plaatsing van voorwerpen.

Afdeling 2. Manifestaties en evenementen

Onderafdeling 1. Algemene bepalingen

artikel 62.           §1. Onder ‘manifestatie’ verstaat men een georganiseerde samenscholing met als doel een overtuiging of een eis kenbaar te maken.

§2. Onder ‘evenement’ verstaat men elke voor het publiek toegankelijke gebeurtenis, bijeenkomst of tijdelijke opstelling, met al dan niet betalende bezoekers en/of deelnemers, op het gebied van feesten, kermis, sport, kunst, cultuur, religie in de openbare ruimte of op privaat terrein… Een evenement kan zowel indoor als outdoor plaatsvinden.

artikel 62bis.     Het is verboden op gelijk welke wijze een manifestatie of een evenement te verstoren of de veiligheid in het gedrang te brengen.

artikel 62ter.     De organisatoren en uitbaters van manifestaties en evenementen verlenen voorafgaand en tijdens de manifestatie of het evenement de toegang aan de lokale overheid en de hulp- en veiligheidsdiensten teneinde de veiligheid en de eventueel opgelegde maatregelen te controleren.

artikel 62quater.             De organisatoren en uitbaters van manifestaties en evenementen moeten de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om letsels aan personen en dieren en schade aan goederen te voorkomen en om de veiligheid niet in het gedrang te brengen.

artikel 62 quinquies.      De organisatoren en uitbaters van een manifestatie of evenement moeten de nodige maatregelen nemen opdat het achtergelaten afval zich niet buiten het terrein en/of het gebouw waarop/-in de manifestatie of het evenement plaatsvindt, kan verspreiden.

artikel 62sexies.           §1. De aanvrager van de manifestatie of het evenement wordt zo spoedig mogelijk na de aanvraag in kennis gesteld van de toelating of van de gemotiveerde weigering. Hierbij zal rekening worden gehouden met de eventueel in het verleden vastgestelde onregelmatigheden bij manifestaties of evenementen ingericht door of onder verantwoordelijkheid van dezelfde organisator of vereniging.

§2. Wanneer het algemeen belang dit vereist of indien blijkt dat de verstrekte inlichtingen in de aanvraag niet correct zijn, kan de vergunning worden ingetrokken.

§3. De manifestatie of het evenement kan onmiddellijk worden stopgezet indien wordt vastgesteld dat de voorwaarden zoals opgelegd in de toegekende vergunning niet worden nageleefd.

artikel 62septies.         De organisatoren en uitbaters van de manifestatie of het evenement zijn ertoe gehouden de voorwaarden, zoals bepaald in de vergunning, na te leven en erover te waken dat het voorwerp van de vergunning geen schade kan berokkenen aan anderen, noch de openbare orde in het gedrang kan brengen.

Onderafdeling 2. Organisatie van een manifestatie

artikel 63.           §1. Samenscholingen, betogingen, optochten en alle andere manifestaties op voor het publiek toegankelijke plaatsen zijn enkel toegelaten mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester.

§2. Het is verboden deel te nemen aan een niet-toegelaten manifestatie.

artikel 64.           §1. Iedere aanvraag voor een samenscholing, betoging, optocht of andere manifestatie moet schriftelijk gebeuren, ten laatste 10 werkdagen vóór de voorziene datum van de manifestatie.

§2. Iedere aanvraag voor een manifestatie moet volgende inlichtingen bevatten:

  • de naam, het adres en het telefoonnummer van de organisator(en);
  • het voorwerp van de manifestatie;
  • de datum en het tijdstip van de bijeenkomst (begin- en einduur);
  • de (start)locatie van de manifestatie;
  • indien van toepassing, de geplande route en de voorziene plaats voor de ontbinding van de optocht;
  • de raming van het aantal deelnemers en de beschikbare vervoersmiddelen;
  • of er een meeting wordt gehouden bij de afsluiting van de manifestatie;
  • de door de organisatoren voorzien ordemaatregelen.

artikel 65.           De burgemeester kan bepaalde voorwaarden opleggen of kan bij gewichtige redenen (zoals gevaar voor verstoring van de openbare rust, gevaar of belemmering van het verkeer, …) de samenscholing, betoging, optocht of andere manifestatie verbieden.

artikel 65bis.     Elke persoon die deelneemt aan de manifestatie dient zich te schikken naar de bevelen van de politie. Het is verboden de openbare plaats te versperren of te belemmeren zodat het vrije verkeer van het publiek gehinderd wordt.

Onderafdeling 3. Organisatie van een evenement

artikel 66.           §1. De organisatie van een evenement is onderworpen aan een toestemming van het college van burgemeester en schepenen volgens de aanvraagprocedure die vermeld wordt in het evenementenreglement van de betrokken gemeente.

§2. Het is verboden deel te nemen aan een niet-toegelaten evenement.

artikel 67.           §1. Een evenement dient minimaal 6 weken voor aanvang aangevraagd te worden wanneer één van onderstaande criteria van toepassing is:

  • het evenement vindt plaats in de openbare ruimte.
  • het evenement vindt plaats op private eigendom, waarbij door het aantal verwachte aanwezige personen een impact op de openbare ruimte verwacht wordt (bv. parkeergelegenheid…).
  • er is een vergunning noodzakelijk (bv. geluidsafwijking, sterke drank…).

§2. De aanvraag voor een evenement dient de inlichtingen te bevatten zoals bepaald in het evenementenreglement van de betrokken gemeente.

artikel 68.           Het dossier moet volledig zijn op basis van het voorgaande artikel, §2 vooraleer het college van burgemeester en schepenen een beslissing kan nemen. Het college van burgemeester en schepenen kan, na een beslissing of risicoanalyse van de politie- en/of hulpdiensten, aan de organisator vragen een veiligheidsdossier op te maken. 

Afdeling 3. Gebruik van de groene ruimte.

artikel 69.           Behoudens dienstvoertuigen en hulpverleningsdiensten, mag geen enkel motorvoertuig in groene ruimten circuleren zonder door de burgemeester afgegeven vergunning.

De groene ruimten zijn verder alleen toegankelijk voor voetgangers, invalidenwagens, kinderwagens, aan de hand geleide fietsen en bromfietsen, al dan niet bereden kinderrijwielen van kinderen jonger dan 9 jaar, in de mate dat hun gedrag de veiligheid van de andere gebruikers niet in het gedrang brengt en dit binnen de aan één of meerdere ingangen aangeplakte openingsuren.

artikel 70.           Het is verboden vogels te vangen en hun nesten te vernielen en alle andere dieren die zich in de omgeving bevinden, lastig te vallen.

artikel 71.           Het is verboden knoppen en bloemen of planten te verwijderen.

Het is verboden zonder toelating veldvruchten of andere nuttige voortbrengselen van de bodem, die al dan niet los van de grond zijn, mee te nemen.

Het is verboden bomen te verminken, schudden of ontschorsen; takken, bloemen of andere planten af te rukken of af te snijden; palen of andere voorwerpen voor de bescherming van aanplantingen uit te rukken; wegen en dreven te beschadigen; zich te begeven in bloemperken en -tapijten, ze te vernietigen of te beschadigen.

artikel 72.           De toegang tot grasperken is verboden voor alle personen en dieren wanneer dit verbod tot betreden wordt aangeduid door specifieke borden. De toegang tot grasperken is verboden voor alle voertuigen. Grasperken die door voertuigen mogen bereden worden, zijn aangeduid door specifieke borden.

artikel 73.           Het is verboden te klimmen op of over afsluitingen en kunstwerken of op plaatsen te komen waar dit volgens de opschriften verboden is. Het is eveneens verboden te klimmen op andere voorwerpen op een manier waarop men zichzelf of een ander effectief in gevaar brengt.

artikel 74.           Opgeheven.

Afdeling 4. Spelen op de openbare weg of in openbare plaatsen.

artikel 75.           Spelen in de openbare ruimte is toegelaten, met uitzondering op de openbare weg. Onverminderd de toepassing van de verkeerswetgeving zijn in de openbare ruimte enkel die spelen verboden, die klaarblijkelijk door de aard van het spel of de omstandigheden waarin het spel gespeeld wordt, gevaarlijk zijn voor goederen of de gebruikers van de openbare ruimte.

In voorgaande zin is het gebruik van voortbewegingstoestellen enkel toegelaten in de openbare ruimte – met uitzondering van de openbare weg – op voorwaarde dat de openbare veiligheid niet in het gedrang wordt gebracht. De burgemeester kan het verbieden in de openbare ruimte – met uitzondering van de openbare weg – op de plaatsen die hij bepaalt.

Afdeling 5. Bedelverbod.

artikel 76.           Het is verboden op het gehele grondgebied zowel in de openbare ruimte als in elke voor het publiek toegankelijke plaats en met name in de commerciële centra en straten te bedelen door:

  • het op een opdringerige of agressieve wijze aanklampen van voorbijgangers;
  • zich verbaal opdringerig te gedragen;
  • de vlotte doorgang van het voetgangers- en andere verkeer te hinderen of belemmeren;
  • op de rijbaan of ten aanzien van bestuurders of passagiers, onder meer op of in de nabijheid van kruispunten, om een aalmoes te vragen.

Diegene die de bepalingen van deze afdeling overtreedt, kan bestraft worden met een administratieve geldboete van maximaal 1 euro.

Afdeling 6. Hinderlijk gedrag bij of in gebouwen.

artikel 77.           Het is verboden zich op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, waaronder een portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling dan wel deze te verontreinigen dan wel te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Afdeling 7. Plaatsverbod.

artikel 78.           Opgeheven.

artikel 79.           Opgeheven.

artikel 80.           Opgeheven.

artikel 81.           Opgeheven.

artikel 82.           Het is verboden het plaatsverbod opgelegd door de burgemeester op basis van artikel 134 sexies van de Nieuwe Gemeentewet niet te respecteren.

artikel 82/1.      Opgeheven.

artikel 82/2.      Opgeheven.

artikel 82/3.      Opgeheven.

Afdeling 8. Weghalen van bepaalde fietsen

artikel 82/4.       In dit reglement hebben de onderstaande termen de ernaast vermelde betekenis.

  1. een wrak: een fiets die in onvoldoende staat van onderhoud en/of een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert en op die manier rij-technisch onvoldoende veilig is.
  2. een hinderlijk gestalde fiets: een fiets die gestald staat in strijd met de wegcode, instructies van de brandweer en/of politie, de (stedenbouwkundige) voorschriften en/of andere regel in die mate dat deze fiets hinder veroorzaakt voor andere weggebruikers.
  3. een achtergelaten fiets: een fiets waarvan de toestand zodanig is dat stof, roest, de groei van mos op en rond het rijwiel vastgesteld wordt; waardoor het vrijwel zeker is dat de fiets is achtergelaten of door de eigenaar in de steek gelaten.
  4. fietsenstalling: een plaats voor het stallen van één of meerdere fietsen.

artikel 82/5.     Alle handelingen die in het kader van dit reglement worden gesteld, gebeuren door de technische dienst van de gemeente Puurs-Sint-Amands of door een andere gemachtigde van deze gemeente. Elke afwijking op deze regel wordt in het desbetreffende artikel geëxpliciteerd.

artikel 82/6.     Een wrak wordt onmiddellijke ambtshalve verwijderd en wordt niet bewaard.

artikel 82/7.     Een hinderlijk gestalde fiets, wordt indien mogelijk, zo geplaatst dat de fiets niet meer hinderlijk gestald staat.

Indien die fiets niet verplaatst kan worden zodat deze niet meer hinderlijk gestald staat, wordt deze ambtshalve opgehaald.

Indien de hinderlijk gestalde fiets echter geen direct gevaar vormt voor andere weggebruikers zal er in de eerste plaats worden ingezet op sensibilisering via labelacties of andere gerichte communicatiemiddelen vooraleer effectief over te gaan tot het ambtshalve ophalen van de fiets.

artikel 82/8.     Een achtergelaten fiets wordt gelabeld en wordt na een termijn van minimaal drie weken, indien het label nog onveranderd rond de fiets zit, ambtshalve opgehaald.

artikel 82/9.     In de stationsomgevingen is de stallingsduur voor fietsen in de daartoe voorziene fietsenstallingen beperkt tot maximum drie weken. Ter controle worden de fietsen gelabeld. De fietsen die langer dan voormelde periode gestald staan, worden ambtshalve opgehaald.

artikel 82/10.   §1. Bij ontruiming van een fietsenstalling, waarbij zowel de stalling als de hierin geplaatste fietsen worden verwijderd, worden minimum 1 week op voorhand borden aangebracht aan de fietsenstalling, waarbij duidelijk de datum en het uur van de ontruiming wordt aangekondigd. Indien zich op datum van de ontruiming nog fietsen in de desbetreffende fietsenstalling bevinden worden die ambtshalve opgehaald.

§2. In hoogdringende gevallen kan de ontruiming onmiddellijk gebeuren en is bovenvermelde regeling dus niet van toepassing.

artikel 82/11.   Bij het plaatsen van tijdelijke evenementstallingen worden door de technische dienst van de gemeente tegelijkertijd borden aangebracht aan de fietsenstalling waarbij duidelijk datum en het uur van ontruiming wordt aangekondigd. Voor deze periode geldt geen minimum of maximumduur. Indien zich op datum van de ontruiming nog fietsen in de desbetreffende fietsenstalling bevinden, worden die ambtshalve opgehaald.

artikel 82/12.   Het ambtshalve ophalen van fietsen, ingevolgde bovenstaande bepalingen, gebeurt op kosten en risico van de eigenaar of de fietser. Enkel in het geval van een hoogdringende ontruiming heeft de eigenaar recht op een vergoeding van de kosten. Opgehaalde fietsen van het openbaar domein worden in het fietsendepot van het lokaal bestuur bewaard volgens de bestaande wettelijke bepalingen.

Hoofdstuk 2. Openbare veiligheid.

Afdeling 1. Feitelijkheden - Lichte gewelddaden - Beledigingen.

artikel 83.           §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, daders van feitelijkheden of lichte gewelddaden, mits zij niemand gewond of geslagen hebben en mits de feitelijkheden niet tot de klasse van de beledigingen behoren; in het bijzonder zij die opzettelijk, doch zonder het oogmerk om te beledigen, enig voorwerp op iemand werpen dat hem kan hinderen of bevuilen.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

artikel 84.           Het is verboden personen de vlotte doorgang te belemmeren, hen op enigerlei wijze te intimideren of hen ongewenst na te roepen, te beledigen (buiten de gevallen bepaald in artikel 448 Sw), aan te klampen of na te lopen.

Afdeling 1bis. Diefstallen.

artikel 84/1.      Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (artikelen 461-463-466 SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, de minderjarige die de volle leeftijd van 14 jaar heeft bereikt die zich schuldig maakt aan het bedrieglijk wegnemen van een zaak die hem niet toebehoort in de omstandigheden zoals voorzien door artikel 463, eerste lid SW. Met diefstal wordt gelijkgesteld het bedrieglijk wegnemen van andermans goed voor een kortstondig gebruik.

Afdeling 2. Gebruik van schiettuigen en het werpen van voorwerpen die kunnen verwonden en/of beschadigen.

artikel 85.           Het gebruik van schiettuigen en het werpen, gooien of stoten van voorwerpen, die kunnen beschadigen, zijn verboden op de openbare weg, alsmede in de nabijheid ervan wanneer er gevaar bestaat dat een projectiel gebruikers van de openbare weg of omwonenden en (huis)dieren kan verwonden of hun eigendommen kan beschadigen of vernielen. Deze bepaling is niet van toepassing op de sportdisciplines en spelen die in adequate installaties worden verricht, noch op darts of jeu-de-boules op andere plaatsen dan in de openbare ruimte.

artikel 86.           Het is verboden in openbare ruimten en in voor het publiek toegankelijke plaatsen over te gaan tot het gebruiken van wapens met samengeperste lucht, uitgezonderd in schietstanden die daartoe een vergunning hebben of in schietkramen op kermissen en onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de jacht.

Wapens en munitie, gebruikt in strijd met bovenvermelde bepalingen, worden in beslag genomen en verbeurd verklaard.

Afdeling 3. Het opzettelijk beschadigen of vernielen van andermans eigendommen.

artikel 87.           §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (artikel 559, 1° SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening zij die zich – buiten de gevallen omschreven in boek II, Titel IX, hoofdstuk III van het SWB, schuldig maken aan het opzettelijk beschadigen of vernielen van andermans roerende eigendom.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

artikel 87/1.      §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (artikel 537 SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, zij die zich schuldig maken aan het kwaadwillig omhakken of zodanig snijden, verminken of ontschorsen van bomen dat zij vergaan, of het vernielen van enten.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

artikel 87bis.     §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (artikel 534 ter SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, zij die zich schuldig maken aan het opzettelijk beschadigen van andermans onroerende eigendommen.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

artikel 87ter.     §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (artikel 526 SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening zij die zich schuldig maken aan vernielen, neerhalen, verminken of beschadigen van:

  • grafsteden, gedenktekens of grafstenen;
  • monumenten, standbeelden of andere voorwerpen die tot algemeen nut of tot openbare versiering bestemd zijn en door de bevoegde overheid of met haar machtiging zijn opgericht;
  • monumenten, standbeelden, schilderijen of welke kunstvoorwerpen ook, die in kerken, tempels of andere openbare gebouwen zijn geplaatst.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

artikel 87quater.             §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (artikel 559, 1° SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, zij die zich – buiten de gevallen omschreven in boek II, Titel IX, hoofdstuk III van het SWB - schuldig maken aan het opzettelijk beschadigen van andermans motorvoertuig.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

artikel 87quinquies.       §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (artikelen 545 en 563.2° SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, zij die zich schuldig maken aan het vernielen of opzettelijk beschadigen van hetzij landelijke of stedelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt of het geheel of ten dele dempen van grachten, afhakken of uitrukken van levende of dode hagen, verplaatsen of verwijderen van grenspalen, hoekbomen of andere bomen, geplant of erkend om de grenzen tussen verschillende erven te bepalen.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

artikel 87sexies.           §1. Kunnen gestraft worden  met de respectievelijke straffen bepaald in het  strafwetboek (artikel 521, 3de lid) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, zij die geheel of gedeeltelijke vernieling of van onbruikmaking van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen aanbrengen, met het oogmerk te schaden.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

Afdeling 3bis. Slagen en verwondingen.

artikel 87septies.            §1. Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (artikel 398 SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, zij die zich schuldig maken aan opzettelijk verwondingen of slagen toebrengen indien er geen sprake is van voorbedachtheid.

§2. Onverminderd de strafbepalingen voorzien onder paragraaf 1 van dit artikel, kan de politie bij inbreuken op de voorschriften van dit artikel de voorwerpen waarmee deze overtredingen werden gepleegd in beslag nemen. Deze voorwerpen worden, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar. De voorwerpen worden gedurende zes maanden na inbeslagname ter beschikking gehouden van de bezitter of de eigenaar. De voorwerpen die na het verstrijken van deze periode door de bezitter of eigenaar niet werden opgehaald, zullen worden vernietigd. De kosten van inbeslagname en vernietiging kunnen verhaald worden op de overtreder.

Afdeling 4. Gebruik en verkoop van alcohol.

artikel 88.           Het is verboden om tussen 00.00 uur en 08.00 uur in de openbare ruimte, buiten de terrassen en andere toegelaten plaatsen speciaal bestemd voor dit doel, alcoholhoudende dranken (gedistilleerde of gegiste dranken al dan niet in gemixte vorm) te gebruiken. Het bezit van geopende recipiënten die alcoholhoudende dranken bevatten wordt gelijkgesteld met het gebruik beoogd in onderhavig artikel.

artikel 88/1.      Het is verboden (zowel boven- als ondergronds) in de openbare ruimte, buiten de terrassen en andere toegelaten plaatsen speciaal bestemd voor dit doel, alcoholhoudende dranken (gedistilleerde of gegiste dranken al dan niet in gemixte vorm) te gebruiken en hierdoor de openbare rust te verstoren en/of de openbare veiligheid in gedrang te brengen en/of openbare overlast te veroorzaken. Het bezit van geopende recipiënten die alcoholhoudende dranken bevatten wordt gelijkgesteld met het gebruik beoogd in dit artikel.

artikel 89.           De burgemeester kan de verantwoordelijke exploitanten of door hem aangestelde personen van inrichtingen, uitbatingen en aanhorigheden die al dan niet tegen betaling voor het publiek toegankelijk zijn, ook al is de toegang beperkt tot bepaalde categorieën van personen, verbieden om gedurende een bepaalde periode, alcoholhoudende dranken (gedistilleerde of gegiste dranken al dan niet in gemixte vorm) te verkopen en/of aan te bieden, zelfs gratis en in welke hoeveelheid ook, tenzij de consument na bestelling of aanbod bediend wordt binnenin de zaak of aanhorigheden (terras, tuin, ...) en dit voor onmiddellijke consumptie aldaar.

artikel 90.           Een uitzondering op de voorgaande artikelen kan door de burgemeester toegestaan worden aan de organisatoren van activiteiten waarbij de inname van een afgebakende zone van de openbare ruimte voorafgaandelijk werd toegestaan. De uitzondering heeft enkel uitwerking binnen de toegestane afbakening van de openbare ruimte.

artikel 90/1.      Onverminderd de gemeentelijke administratieve sancties en maatregelen zoals voorzien in titel 6 van deze verordening, kan de politie de alcohol gebruikt in strijd met deze afdeling in beslag nemen.

artikel 91.           Opgeheven.

Afdeling 5. Dieren.

artikel 92.           In deze afdeling wordt onder agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren verstaan:

  • elk dier dat wanneer hij vrij zou rondlopen, zonder enige provocatie op een duidelijke en onmiskenbare dreigende wijze naar iemand toeloopt;
  • elk dier dat iemand aanvalt, bijt of verwondt zonder provocatie;
  • elk dier dat een ander dier verwondt of aanvalt zonder provocatie.

artikel 93.           Het is verboden in de openbare ruimte:

  • zijn hond op te winden om aan te vallen of agressief te worden, of hem voorbijgangers te laten of doen aanvallen of achtervolgen, ook al brengt dat geen enkel kwaad of geen enkele schade teweeg;
  • agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren of dieren die personen of andere dieren kunnen bijten, of zieke dieren bij zich te hebben, als ze geen muilband dragen. Deze bepaling is ook van toepassing in voor het publiek toegankelijke plaatsen;
  • dieren bij zich te hebben waarvan het aantal of het gedrag de openbare veiligheid in het gedrang zouden kunnen brengen;
  • dieren te laten of achter te laten in een geparkeerd voertuig als dat een gevaar of ongemak kan opleveren voor personen of voor de dieren zelf. Deze bepaling is ook van toepassing in openbare parkings;
  • eender welk dier en in het bijzonder agressieve, woeste, kwaadaardige of gevaarlijke dieren te laten rondzwerven.

artikel 94.           Behoudens vergunning is het africhten van een dier in de openbare ruimte verboden.

Deze bepaling is niet van toepassing op de africhting van dieren door de politiediensten.

artikel 95.           De dieren moeten met alle gepaste middelen vastgehouden worden, en minstens met een korte leiband, op iedere plaats van de openbare ruimte en in galerijen en passages op voor het publiek toegankelijk privégebied. Het dragen van een muilkorf is verplicht voor agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren.

Het is verboden dieren te laten begeleiden door personen die het dier niet onder controle kunnen houden.

artikel 96.           De eigenaars van dieren of de personen die, al is het maar occasioneel, op de dieren letten, dienen erover te waken dat deze dieren:

  • personen of andere dieren op geen enkele manier storen, intimideren of lastig vallen;
  • de aanplantingen of andere voorwerpen in de openbare ruimte niet beschadigen;
  • private eigendommen niet betreden.

artikel 97.           Het is verboden zonder daartoe gerechtigd te zijn op andermans grond te komen, of erover te gaan of dieren erover te doen lopen, indien de grond is gereedgemaakt of bezaaid, of ten tijde dat die grond is bezet met gewassen die rijp of bijna rijp zijn.

artikel 98.           Het is verboden in de openbare ruimte voertuigen en andere goederen te doen bewaken door agressieve dieren, ook al zijn deze vastgebonden of in het voertuig geplaatst.

artikel 99.           Het is verboden een dier binnen te brengen in de voor het publiek toegankelijke etablissementen waartoe dat dier geen toegang heeft, hetzij op basis van een intern reglement dat aan de ingang uithangt, hetzij door borden of pictogrammen die dat duidelijk maken met uitzondering voor honden die speciaal opgeleid zijn om blinden of andere mensen met een handicap te geleiden, dit alles onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de hygiëne van de lokalen en de personen in de voedingssector.

artikel 100.         Opgeheven.

Afdeling 6. Misbruik van noodvoorzieningen.

artikel 101.         Iedere bedrieglijke hulpoproep of bedrieglijk gebruik van een noodvoorziening (bijvoorbeeld praatpaal, signalisatietoestel, AED, brandblusapparaat) bestemd om de veiligheid van de gebruikers te vrijwaren, is verboden.

Afdeling 7. Verbod op het bedienen van publieke apparatuur door onbevoegden.

artikel 102.         Personen die daar door het lokaal bestuur niet toe werden gemandateerd, mogen geen kranen van leidingen of kanaliseringen, schakelaars van de openbare verlichting, openbare uurwerken, signalisatieapparaten, alsook uitrustingen voor telecommunicatie die zich bevinden op of onder de openbare weg of in openbare gebouwen bedienen.

artikel 102bis.   De waterkranen, stopcontacten op elektrische kasten en laadpunten voor elektrische fietsen en voertuigen mogen uitsluitend gebruikt worden voor het doel waarvoor ze bestemd zijn.

Afdeling 8. Toegangsverbod voor onbevoegden.

artikel 103.         Onbevoegde personen mogen niet binnendringen in voor het publiek niet toegankelijke constructies of installaties van openbaar nut. De eigenaar is verplicht gepaste maatregelen te nemen om de toegang tot de onbezette gebouwen te voorkomen.

De afsluitingen, schutsels, omheiningen die verankerd zijn in de grond en niet-bebouwde terreinen begrenzen, evenals deze welke bevestigd zijn aan gebouwen, moeten stevig vastgemaakt zijn opdat ze niet kunnen wegwaaien, vallen of omgestoten worden. De stabiliteit en verankering moeten regelmatig nagekeken worden.

Afdeling 9. Vermommingen.

artikel 104.         Behoudens andersluidende wetsbepalingen, is het verboden zich in de voor het publiek toegankelijke plaatsen te begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat men niet herkenbaar is.

artikel 105.         Het verbod zoals omschreven in artikel 104 geldt echter niet voor hen die zich in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn, en wel krachtens arbeidsreglementen of voor feestactiviteiten zoals carnaval, processies, georganiseerde stoeten, Sinterklaas, Sint-Maarten, Kerstmis, Halloween, Driekoningen of andere feestactiviteiten die door de gemeenteraad in een aparte politieverordening worden bepaald.

artikel 106.         De vermomde personen moeten zich op verzoek van de daartoe bevoegde personen ontmaskeren of herkenbaar maken.

artikel 107.         Bij overtreding van deze afdeling kan een straf bepaald in het Strafwetboek (artikel 563bis SWB) of een administratieve sanctie, zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, worden opgelegd.

Afdeling 10. Ongepast gebruik van speeltoestellen.

artikel 108.         De toestellen ter beschikking gesteld van het publiek op gemeentelijke speelterreinen of speeltuinen moeten zo gebruikt worden dat de openbare veiligheid niet in het gedrang komt.

Kinderen onder de zeven jaar dienen vergezeld te zijn van een van hun ouders of de persoon aan wiens hoede ze werden toevertrouwd.

Met uitzondering van de toestellen bedoeld voor het skaten, is het gebruik van speeltuigen in de speelruimten verboden voor personen ouder dan 14 jaar.

artikel 109.         Opgeheven.

artikel 110.         Het lokaal bestuur is niet aansprakelijk voor ongevallen te wijten aan het onoordeelkundige gebruik van speeltoestellen op een gemeentelijk speelterrein, noch voor het gebruik van dergelijke speeltoestellen in tegenstrijd met de bepalingen van onderhavige afdeling.

Hoofdstuk 3. Vlotte doorgang.

Afdeling 1. Privatieve ingebruikneming van de openbare ruimte.

Onderafdeling 1. Algemene bepalingen.

artikel 111.         De privatieve ingebruikneming van de openbare ruimte is het gebruik van de openbare ruimte, met name de begane grond, het gedeelte erboven of eronder, voor uitsluitend privé doeleinden, waardoor het ingenomen gedeelte van de openbare ruimte aan zijn openbare en normale bestemming wordt onttrokken.

artikel 112.         Behoudens voorafgaande en schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen en onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw is het volgende verboden: iedere privatieve bezetting van de openbare ruimte op het niveau van de begane grond alsook erboven of eronder, zoals een vastgehecht, opgehangen, geplaatst of achtergelaten voorwerp, waardoor schade berokkend kan worden aan de veiligheid of het gemak van doorgang.

De voorwerpen die in strijd met onderhavig artikel zijn geplaatst, vastgehecht of opgehangen, dienen op het eerste politieverzoek of van een gemachtigde ambtenaar verwijderd te worden.

artikel 113.         Een voorafgaande en schriftelijke toelating is niet nodig voor de in de openbare ruimte door toedoen van openbare of ministeriële ambtenaren gehouden openbare verkopen alsmede voor de uitvoering van vonnissen tot uitzetting, voor zover van deze verrichtingen bij de politie aangifte wordt gedaan.

artikel 114.         Bij de ingebruikneming van de voetpaden en bermen, moet een vrije doorgang worden vrijgelaten van:

  1. ten minste 1 meter als de weg voor het voetgangersverkeer een breedte heeft van minder dan 2 meter, met dien verstande dat slechts 0,5 meter van de breedte van deze wegen mag ingenomen worden voor obstakels;
  2. ten minste 1,5 meter als de weg voor het voetgangersverkeer breder is dan 2 meter;
  3. ten minste 1,5 meter op alle voetpaden en bermen langsheen wegen beheerd door het Vlaams Gewest;
  4. ten hoogste 4 meter uit de feitelijke rooilijn in de straten met een totale gemengde verkeersafwikkeling op een gelijkvloers niveau, dat evenwel nooit meer dan de helft van de ruimte tussen de rooilijnen overschrijden, onder voorwaarde dat altijd een vrije doorgang van 4 meter behouden blijft aan de voertuigen van de hulpdiensten en dit alleen binnen de periode van de dag dat de straat voor het verkeer verboden wordt. In geval in deze straten een privatieve ingebruikneming van de openbare weg tegenover elkaar wordt voorzien, zal de verplichte doorgang van 4 meter aan de voertuigen van hulpdiensten solidair onder elkaar verdeeld worden. Het eventuele voorziene straatmeubilair doet geen afbreuk aan deze voorwaarden. Deze eisen zijn een minimumregeling. De vergunning kan steeds worden geweigerd of aan strengere voorwaarden worden onderworpen.

Onder “vrije doorgang” wordt verstaan, het ononderbroken gedeelte van het voetpad, het gemeenschappelijk gelijkvloerse wegdek of de berm die effectief door de voetgangers kan worden gebruikt.

Niettemin kan de ingebruikneming voor het aanleggen van tijdelijke groenvoorzieningen, waardoor de vrije doorgang tot minder dan 1 meter wordt herleid, worden toegelaten indien de weggebruikers hierdoor niet worden gehinderd en de plaatselijke gesteldheid zich daartoe leent.

artikel 115.         Opgeheven.

artikel 116.         Buiten de volledige afsluiting van de openbare ruimte bij occasionele gebeurtenissen en activiteiten kan de ingebruikneming van de openbare ruimte slechts worden toegestaan in omstandigheden waarin het op grond van verkeers- en algemene veiligheidsoverwegingen toelaatbaar is.

artikel 116bis.   Overeenkomstig artikel 38 van het decreet van 3 mei 2019 houdende de gemeentewegen is het verboden:

  • een gemeenteweg te wijzigen, te verplaatsen of op te heffen zonder voorafgaand akkoord van de gemeenteraad;
  • een gemeenteweg volledig of gedeeltelijk in te nemen op een wijze die het gewone gebruiksrecht overstijgt;
  • de toegang tot een gemeenteweg of het gebruik en beheer ervan te belemmeren, te hinderen of onmogelijk te maken;
  • op of in gemeentewegen werkzaamheden uit te voeren of gemeentewegen op welke wijze ook te beschadigen zonder voorafgaande toestemming van het college van burgemeester en schepenen of zijn gemachtigde.

artikel 117.         De titularissen van de vergunning zijn ervoor aansprakelijk dat de ingebruikneming van de openbare ruimte niet tot gevolg heeft dat een grotere dan de toegelaten ruimte wordt ingenomen, de bereikbaarheid of het gebruik van erfdienstbaarheden van algemeen nut en van nutsvoorzieningen zoals onder meer hydranten, mangaten en deksels wordt bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt.

De ingebruikneming mag evenmin tot gevolg hebben dat de evacuatiemogelijkheden van de aan de brandpreventieve voorschriften onderworpen gebouwen en lokalen worden beperkt of uitgesloten.

artikel 118.         Opgeheven.

Onderafdeling 2. Inname van de openbare ruimte bij het uitvoeren van werken.

artikel 119.         Het gebruik van de openbare ruimte voor het uitvoeren van werken op last van particulieren is in beginsel verboden. Het college van burgemeester en schepenen kan een voorafgaandelijke en schriftelijke toelating verlenen voor het gebruik van de openbare ruimte (bijvoorbeeld in het kader van werfinrichtingen die alleen op de openbare weg kunnen, het plaatsen van containers, het gebruik van parkeerplaatsen door werfvoertuigen ten behoeve van werken, …).

artikel 119bis.   Het is verboden zonder voorafgaandelijke schriftelijke kennisgeving aan het lokaal bestuur werken uit te voeren in de openbare ruimte.

Elke kennisgeving moet schriftelijk geschieden, ten minste dertig werkdagen voor de voorziene start van de werken. Deze kennisgeving moet ten minste volgende inlichtingen bevatten:

  • naam, adres en telefoonnummer van de opdrachtgever en uitvoerder van de werken;
  • beschrijving van de werken aan de hand van duidelijke situatieschets;
  • voorziene duur van de werken.

Deze kennisgeving ontslaat de opdrachtgever van werken niet van de verplichting van het hebben van een voorafgaandelijke en schriftelijke toelating voor het gebruik van de openbare ruimte voor het uitvoeren van werken.

Het lokaal bestuur kan op basis van de nieuwe gemeentewet werken laten uitstellen en heeft ook de mogelijkheid tot verhaal van de ten gevolge van de niet correcte melding door het lokaal bestuur gemaakte kosten ter handhaving van de veiligheid van de weggebruikers of van het wegverkeer, van de rust van de omwonenden en van de veilige en vlotte doorgang ten overstaan van alle wegen op het grondgebied van de gemeente en dit op basis van een daartoe toepasselijk belasting- of retributiereglement.

artikel 120.         Iedere persoon die werkzaamheden in de openbare ruimte uitvoert of laat uitvoeren is ertoe gehouden die te herstellen in de staat waarin zij zich vóór de uitvoering van de werkzaamheden bevond of in de staat die in de vergunning vermeld is. Zo niet zal daartoe na vruchteloze aanmaning ambtshalve worden overgegaan op kosten en risico van de overtreder op basis van een daartoe toepasselijk belasting- of retributiereglement.

Onderafdeling 2bis. Verkeers- en signalisatieborden bij inname openbaar domein.

artikel 120bis.   De verkeersborden en signalisatieborden geplaatst bij inname van het openbaar domein mogen geen anderstalige vermeldingen bevatten.

Diegene die deze bepaling overtreedt moet onmiddellijk de signalisatie met anderstalige vermeldingen verwijderen en vervangen door eentalig Nederlandstalige borden

Onderafdeling 3. Koopwaren in de openbare ruimte uitstallen.

artikel 121.         Behoudens van andere overheden benodigde machtigingen is het verboden zonder vergunning op, aan of boven de weg, in, aan of boven een openbaar water dan wel op, aan of boven een andere - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijke plaats goederen uit te stallen of uitgestald te hebben om deze te koop aan te bieden, te verkopen of te verstrekken aan het publiek.

Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden:

  1. in het belang van de openbare orde;
  2. in het belang van de brandveiligheid;
  3. in het belang van de verkeersvrijheid of verkeersveiligheid;
  4. in het belang van de bescherming van het uiterlijke aanzien van de gemeente;
  5. in het belang van het voorkomen of het beperken van overlast;
  6. gelet op de ruimtelijke omstandigheden ter plaatse.

artikel 122.         De voorwerpen die in strijd met deze afdeling zijn geplaatst of uitgestald moeten op het eerste verzoek van de politie of van een gemachtigde ambtenaar verwijderd worden.

artikel 123.         Groenten, fruit en andere bederfbare voedingswaren moeten uitgestald worden op een verhoging van minstens 70 cm hoogte, waaronder geen voedingswaren opgestapeld mogen liggen.

artikel 124.         Opgeheven.

Afdeling 2. Inzamelen, verkopen, uitdelen en samplen in de openbare ruimte.

artikel 125.         Het is verboden zonder de voorafgaande en schriftelijke vergunning van het lokaal bestuur in de openbare ruimte publiciteit of propaganda te voeren door middel van daartoe ingerichte voertuigen of door middel van draagbare borden en doeken.

artikel 126.         Het is verboden in de openbare ruimte of op de openbare weg publiciteit te maken door gelijk welk procedé reclameboodschappen aan te brengen en inzamelingen te houden zonder de voorafgaande en schriftelijke toelating van het lokaal bestuur.

artikel 127.          Het is verboden zonder de voorafgaande en schriftelijke vergunning van het lokaal bestuur producten, voorwerpen, drukwerken of diensten zonder winstoogmerk te koop aan te bieden.

artikel 128.         §1. Naar aanleiding van de uitdeling van kosteloze producten, voorwerpen, drukwerken of geschriften in de openbare ruimte mogen voorbijgangers of aanwezigen niet worden lastig gevallen, tegengehouden of aangegrepen.

§2. Iedere verdeler moet zelf of via een helper onmiddellijk de weggeworpen exemplaren of voorwerpen oprapen die het publiek in de omgeving achterliet.

§3. Producten, voorwerpen, drukwerken of geschriften mogen niet zonder voorafgaandelijke toelating worden geplaatst op geparkeerde voertuigen.

artikel 129.         Opgeheven.

Afdeling 3. Diverse voorzorgsmaatregelen aangaande het veilige gebruik van de openbare weg.

artikel 130.         De gebruikers en bij gebrek van dezen de eigenaars van private eigendommen gelegen langs de openbare weg moeten ervoor zorgen dat bomen, hagen, beplantingen, afsluitingen en andere voorwerpen

  • het verkeer niet kunnen hinderen;
  • de zichtbaarheid van de verkeerstekens niet in het gedrang brengen;
  • het normale uitzicht op de openbare weg, in de nabijheid van bochten en kruispunten niet belemmeren;
  • anderszins een gevaar kunnen vormen voor de openbare weggebruikers.

Indien bijzondere veiligheidsredenen dat vereisen, kan het lokaal bestuur specifieke maatregelen opleggen en de desgevallend voorgeschreven werken dienen binnen de gestelde termijn na de desbetreffende betekening verricht te worden.

artikel 131.         Het is verboden voorwerpen op de openbare weg neer te werpen, te plaatsen of achter te laten, die door hun val kunnen schaden. 

artikel 132.         Het is verboden lange of omvangrijke voorwerpen van de binnenkant van een gebouw op de openbare weg te laten uitsteken zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de veiligheid van de voorbijgangers te waarborgen.

Dezelfde voorzorgsmaatregelen dienen in acht te worden genomen bij het openen van buitenzonneblinden, beweegbare luiken of zonnegordijnen die op de gelijkvloerse verdieping geplaatst zijn indien het gebouw zich bevindt langs de rooilijn die aan de openbare weg grenst. Wanneer de buitenzonneblinden of beweegbare luiken open zijn, dienen ze met pallen of haken op hun plaats te worden gehouden. De pallen en haken moeten steeds stevig vastgemaakt zijn zodanig dat ze de voorbijgangers niet kunnen verwonden of de veiligheid niet in het gedrang kunnen brengen.

artikel 133.         Ingangen van kelders en toegangen tot ondergrondse ruimten op de openbare weg mogen slechts geopend worden:

  • overdag en gedurende de tijd die nodig is voor de handelingen waarvoor de opening vereist is;
  • met inachtneming van alle maatregelen om de veiligheid van de voorbijgangers te waarborgen; tijdens de openstelling zal de eigenaar de nodige materiële voorzieningen treffen of laten treffen, om ongevallen te voorkomen.

Beide voorwaarden zijn cumulatief.

artikel 134.         Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw is het verboden spandoeken, wimpels, vlaggen of antennes en parabolen op voorgevels van gebouwen of over de openbare weg te hangen zonder machtiging van het lokaal bestuur.

Deze bepaling is niet van toepassing in geval van een vlaggenversiering en spandoeken waarvoor een algemene machtiging of een machtiging van het lokaal bestuur verkregen werd.

artikel 135.         Onverminderd de bepalingen van het verkeersreglement mag geen enkel voorwerp, zelfs gedeeltelijk, de voorwerpen van openbaar nut waarvan de zichtbaarheid volledig moet verzekerd zijn, verbergen. Geen enkel voorwerp mag dus, ook al was dat maar gedeeltelijk, verkeerssignalisatie en deuren of ramen van gebouwen langs de openbare weg verbergen.

Het is tevens verboden om tijdelijke signalisatieborden of nadarhekkens en dergelijke te verplaatsen of om hun doel te wijzigen door deze te verplaatsen, om te draaien of te verstoppen.

artikel 136.         Opgeheven.

Afdeling 4. Verplichting tot onderhoud van onroerende eigendommen – bouwvallige woningen.

artikel 137.         De eigenaars, huurders, bewoners of verantwoordelijken van een gebouw, ieder volgens zijn wettelijke of contractuele verplichtingen, moeten zich ervan verzekeren dat het gebouw, inclusief de installaties en apparaten waarmee het uitgerust is, zich in perfecte staat bevindt van conservering, onderhoud en werking, teneinde de openbare veiligheid niet in het gedrang te brengen. Zij zijn verplicht de maatregelen uit te voeren zoals die worden opgelegd ten gevolge van een procedure gevoerd naar analogie van deze voorzien in afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel 2 van onderhavige politieverordening.

Afdeling 5. Bijzondere bepalingen die in acht dienen te worden genomen bij sneeuw of vrieskou, ijs, ijzel.

artikel 138.         De met sneeuw, ijs of ijzel bedekte voetpaden moeten vrijgemaakt of slipvrij gemaakt worden over twee derden van hun breedte, met een minimum van 1 m. Deze verplichting berust op de in artikel 8 vermelde personen.

In straten en pleinen waar geen voetpad is aangelegd, dienen de in artikel 8 vermelde personen de verplichtingen opgenomen in dit artikel uit te voeren over een breedte van minimum 1 meter gemeten vanaf de gevel of vanaf de feitelijke rooilijn.

De sneeuw moet aan de rand van het trottoir opgehoopt worden en mag niet op de rijweg gegooid worden. De rioolkolken en straatgoten moeten vrij blijven.

artikel 139.         Het is verboden in de openbare ruimte:

  • water te gieten of te laten vloeien bij vriesweer;
  • glijbanen aan te leggen;
  • sneeuw of ijs te storten dat afkomstig is van privé-eigendommen.

artikel 140.         Het strooien van zand of andere producten met het oog op het doen smelten van sneeuw of ijs op de treden van buitentrappen, op trottoirs of op de openbare weg, ontheft de personen die daartoe overgaan niet van hun verplichting tot onderhoud van trottoirs.

artikel 141.         Het is verboden zich op het ijs te begeven van kanalen, vijvers, beken, grachten, waterbekkens en waterlopen, zonder toelating van de bevoegde autoriteiten.

artikel 142.         Opgeheven.

Afdeling 6. Het gebruik van gevels van gebouwen.

artikel 143.         De gebruikers en bij gebreke van dezen de eigenaars van huizen en gebouwen die voor huisvestiging of voor de vestiging van een handel, nijverheid, industrie of bedrijf kunnen dienen, moeten deze huizen en gebouwen nummeren.

Het toegewezen nummer dient te worden aangebracht hetzij op de naar de openbare weg gerichte gevel, of op de brievenbus wanneer deze dichter bij de weg staat. De nummers worden op zodanige wijze aangebracht dat zij vanaf de openbare weg zichtbaar en leesbaar zijn.

Voor appartementsgebouwen moeten de in het eerste lid vermelde personen het eventueel toegekende bijkomende nummer op een zichtbare wijze op de brievenbus aanbrengen. Elk appartement moet op de ingangsdeur een nummer dragen dat overeenstemt met het nummer van de brievenbus.

artikel 144.         De eigenaars, vruchtgebruikers, huurders, bewoners of om het even welke verantwoordelijken van een gebouw, dienen, zonder dat dit voor hen enige schadeloosstelling teweegbrengt, op de gevel of topgevel van hun gebouw, ook wanneer dit zich buiten de feitelijke rooilijn bevindt, en in dit geval eventueel langs de straatkant, het aanbrengen, onderhouden en vervangen toe te staan van:

1°     een plaat met de aanduiding van de straatnaam van het gebouw;

2°     alle verkeerstekens;

3°     alsook tekens, uitrustingen, installaties, toestellen, en houders van leidingen, die van algemeen nut zijn.

artikel 145.         Het is verboden de voormelde nummers, straatnaamborden, verkeerstekens, tekens, uitrustingen en houders van leidingen van algemeen nut te doen verdwijnen, te beschadigen, te bedekken, aan het gezicht te onttrekken of anderszins onleesbaar te maken, de bereikbaarheid ervan te bemoeilijken of onmogelijk te maken.

artikel 146.         Opgeheven.

Afdeling 7. Uitzetting.

artikel 147.         Indien om welke reden dan ook een persoon uit het huis dat hij/zij bewoont, wordt gedreven en diens meubels op de openbare weg worden gezet, moet deze persoon ze op het moment van de uitzetting verwijderen. Bij in gebreke blijven van de eigenaar, zal het lokaal bestuur de goederen gedurende zes maanden bewaren. Zo de goederen na het verstrijken van die termijn van zes maanden door de eigenaar niet zijn opgeëist, worden ze eigendom van het lokaal bestuur.

Het lokaal bestuur mag de kosten die zij gemaakt heeft voor het weghalen en bewaren van goederen aanrekenen aan de eigenaar of zijn rechthebbenden op basis van een daartoe toepasselijk belastings- of retributiereglement.

Titel 4 – De openbare rust.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen.

Afdeling 1. Geluidsoverlast.

artikel 148.         Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art. 561,1° SWB) of met een administratieve sanctie zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening, zij die zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord en dit tussen 22u00 en 07u00.

artikel 149.         Iedereen is verplicht zich zodanig te gedragen dat anderen niet meer dan noodzakelijk door geluid gehinderd worden. Elk gerucht of rumoer bij dag is verboden, wanneer het zonder noodzaak wordt veroorzaakt, wanneer het te wijten is aan een gebrek aan voorzorg en wanneer het van die aard is dat de rust van de inwoners wordt verstoord en de veroorzaker hierop attent werd gemaakt.

Afdeling 2. Mosquito’s

artikel 149bis.    Het is verboden om toestellen te gebruiken die erop gericht zijn om door middel van geluid met hoge frequentie jongeren van een bepaalde plaats te verjagen. Toestellen gebruikt in strijd met bovenvermelde bepalingen, worden in beslag genomen en verbeurd verklaard.

Afdeling 3. Niet-hinderlijk geluid

artikel 150.         In beginsel wordt een geluid als niet-hinderlijk beschouwd wanneer het een gevolg is van (niet-limitatieve opsomming):

  • werken aan de openbare weg of voor het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen, uitgevoerd met toestemming van de daartoe bevoegde overheid of in opdracht van die overheid;
  • werken die op werkdagen en zaterdagen aan private eigendommen worden uitgevoerd, waarvoor de bevoegde overheid een vergunning heeft verleend, en van verbeterings-, verbouwings- of onderhoudswerken aan dergelijke eigendommen die zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd, en waarbij de nodige voorzorgen worden getroffen om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te voorkomen;
  • werken of handelingen die dringend of zonder verder uitstel moeten worden uitgevoerd ter bescherming van personen of eigendommen, of ter voorkoming van rampen;
  • een door het lokaal bestuur vergunde manifestatie of activiteit, voor zover de in de vergunning opgelegde voorwaarden worden nageleefd;
  • spelende kinderen;
  • veldwerkzaamheden in het kader van land- en tuinbouwactiviteiten door land- en tuinbouwwerktuigen op het veld of het weghalen en aanleveren van veldproducten, met dien verstande dat bij nachtgerucht, het de normale uitoefening van het beroep betreft, in normale en gewone voorwaarden, dat de activiteiten noodwendig zijn en er redenen zijn waarom die bezigheid niet evengoed overdag kan uitgevoerd worden.

Afdeling 4. Elektronisch versterkte en niet-elektronisch versterkte geluidsgolven.

artikel 151.         Zonder de voorafgaande en schriftelijke toelating van het lokaal bestuur is verboden, het geven van stemopvoeringen, instrumentale of muzikale uitvoeringen, evenals in het algemeen het gebruik van geluidsversterkers, luidsprekers, muziekinstrumenten of andere geluidsinstallaties en dit in de openbare ruimte, alsmede buiten en binnen gebouwen wanneer de uitzending bestemd is om op de openbare weg gehoord te worden. Niettegenstaande de voormelde toelating, mag het geluid niet als hinderlijk kunnen worden beschouwd of geen aanleiding geven tot gerechtvaardigde klachten.

Geen voorafgaande en schriftelijke toelating van het lokaal bestuur is nodig voor het maken van zachte sfeermuziek in winkel(wandel)straten, waarvan de geluidsemissies beperkt worden van 10 uur tot het wettelijke winkelsluitingsuur of in geval van een braderij tot het door het college van burgemeester en schepenen bepaalde einduur. Er mogen geen reclameboodschappen worden uitgezonden.

artikel 152.         Een toelating van het lokaal bestuur is niet vereist voor de bij het eerste lid van vorig artikel genoemde opvoeringen en uitvoeringen, noch voor het gebruik van de bij het eerste lid van vorig artikel genoemde toestellen en instrumenten, en dit buiten de openbare ruimte, indien het geluid niet bestemd is om in de openbare ruimte gehoord te worden, doch het gebruik ervan is slechts toegelaten voor zover het geluid niet als hinderlijk kan worden beschouwd of voor zover het geen aanleiding geeft tot gerechtvaardigde klachten.

artikel 153.         De bij het eerste lid van artikel 151 genoemde opvoeringen, uitvoeringen en het gebruik van de bij het eerste lid van artikel 151 genoemde toestellen en instrumenten is verboden binnen gebouwen wanneer zij ofwel buitenshuis kunnen worden gehoord en als hinderlijk kunnen worden beschouwd ofwel aanleiding geven tot gerechtvaardigde klachten.

artikel 154.         Opgeheven.

Hoofdstuk 2. Specifieke bepalingen.

Afdeling 1. Inrichtingen die gewoonlijk voor het publiek toegankelijk zijn.

artikel 155.         De bepalingen van onderhavige afdeling zijn van toepassing op voor het publiek toegankelijke inrichtingen, etablissementen, café-, cabaret-, restauranthouders en uitbaters van danszalen en in het algemeen degenen die wijn, bier of andere dranken verkopen.

artikel 156.         Opgeheven.

artikel 157.         §1. Het is verboden in openbare drankgelegenheden muziek te maken van 00u00 tot 10u00. Tijdens de weekeinden – van vrijdagavond tot maandagmorgen – geldt het verbod van 03u00 tot 10u00. De burgemeester bepaalt bij algemene of individuele maatregel de uitzonderingen op het voorgaande.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder titel 6 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating van inrichtingen in strijd met §1:

  • de stopzetting van de muziek bevelen of de openbare plaatsen ontruimen om de openbare rust en orde te herstellen;
  • de muziekinstallaties of toestellen bedoeld voor de emissie van geluid, waarmee deze overtredingen gepleegd worden, in beslag nemen. In dat geval worden ze, op verzoek van de bezitter of eigenaar, teruggegeven aan de bezitter of eigenaar op de eerstvolgende werkdag tijdens de kantooruren.

artikel 158.         De burgemeester kan de voor het publiek toegankelijke inrichtingen laten ontruimen en sluiten als wanorde of lawaai wordt vastgesteld die de openbare rust of de rust van de omwonenden kan storen.

artikel 159.         Opgeheven.

artikel 160.         Het is verboden voor uitbaters van de voor het publiek toegankelijke inrichtingen, op het moment dat de inrichting in gebruik is, de toegangsdeur slotvast te maken.

artikel 161.         §1. Onverminderd de naleving van andere federale, regionale of lokale bepalingen van toepassing op de publiek toegankelijke inrichtingen, is de uitbater van een publiek toegankelijke inrichting verplicht, vooraleer de inrichting te openen, te voldoen aan alle maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand, opgenomen in de Zonale Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen. Deze verplichting geldt niet voor publiek toegankelijke inrichtingen waar een specifieke reglementering voor de brandveiligheid van toepassing is.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder titel 6 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating van inrichtingen in strijd met de verplichtingen in §1 de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.

Afdeling 2. Alarmsystemen.

artikel 162.         §1. De voertuigen die zich in de openbare ruimte of op private eigendommen bevinden en uitgerust zijn met een alarmsysteem, mogen in geen enkel geval nodeloos de buurt verstoren.

§2. De respectievelijke gebruikers moeten bij het afgaan van een alarm zo spoedig mogelijk een eind stellen aan het geluid.

§3. Wanneer de gebruiker niet opdaagt binnen de 30 minuten na het afgaan van het alarm, mogen de politiediensten de nodige maatregelen nemen om een einde te stellen aan deze hinder, op kosten en risico van de overtreder, op basis van een daartoe toepasselijk belastings- of retributiereglement.

Afdeling 3. Dieren.

artikel 163.         §1. Honden of andere dieren mogen geen abnormale hinder veroorzaken voor de buren door aanhoudend geblaf, geschreeuw, gekraai, gekrijs of ander aanhoudend geluid.

§2. De burgemeester kan de politieambtenaren laten overgaan tot de inbeslagname van de betrokken dieren en de plaatsing van het dier op kosten van de eigenaar of de houder ervan in een dierenasiel, zo de eigenaar of de houder van de dieren na eerste waarschuwing geen passende maatregelen zou genomen hebben en de abnormale hinder zou aanhouden waarbij de openbare rust wordt verstoord.

artikel 163/1.    Het is verboden om toestellen te gebruiken die erop gericht zijn om door middel van geluid met hoge frequentie dieren te verjagen. Toestellen gebruikt in strijd met bovenvermelde bepalingen, worden in beslag genomen. 

artikel 163/2.    In het belang van de openbare orde en om twisten te voorkomen is het in de periode van 1 april tot en met de laatste zondag van oktober verboden op zaterdagen, zondagen en feestdagen waarop duivenwedstrijden plaats hebben, duiven die niet aan wedstrijden deelnemen, te laten uitvliegen tussen 07u00 en 17u00.

artikel 163/3.      Rond het tijdstip dat de aan een wedstrijd deelnemende duiven ingewacht worden, is het verboden in de nabijheid van de hokken lawaai te maken of enige handeling te stellen van aard om de aankomende duiven af te schrikken.

Afdeling 4. Geluidsgolven vanuit voertuigen.

artikel 164.         Het is de bestuurder van een voertuig verboden elektronisch versterkte muziek die hoorbaar is buiten het voertuig te produceren of toe te laten dat dergelijke muziek wordt geproduceerd. De overtredingen tegen deze bepaling, die aan boord van voertuigen worden begaan, worden verondersteld door de persoon op wiens naam het voertuig staat ingeschreven te zijn begaan, tot bewijs van het tegendeel.

Afdeling 5. Vuurwerk, feest- en kanongeschut.

artikel 165.         §1. Het is zowel op de openbare weg als op private plaatsen verboden vuurwerk af te steken, carbuurkanonnen of feestgeschut af te vuren, voetzoekers, thunderflashes, knal- en rookbussen te laten ontploffen of kanonschoten te lossen.

§2. Bovenstaande bepaling is niet van toepassing voor professionele gebruikers in het kader van vooraf vergunde evenementen.

artikel 165bis.   §1. In de periode van 1 november tot en met 31 januari van het daaropvolgende jaar is het zichtbaar bezit, het tonen, uitstallen en elke voorbereidende handeling voor het ontsteken of doen knallen van pyrotechnische artikelen, van welke aard dan ook, in de openbare ruimte verboden.

§2. Het is verboden om ontploffend vuurwerk of meer dan de wettelijk toegelaten hoeveelheid feest- en seinvuurwerk bij te hebben. Personen mogen nooit in het bezit zijn van pyrotechnische artikelen wanneer deze wettelijk niet aan hen verkocht mogen worden.

§3. Bovenstaande bepalingen zijn niet van toepassing voor professionele gebruikers in het kader van vooraf vergunde evenementen.

artikel 166.         Opgeheven.

artikel 167.         Vuurwerk, carbuurkanonnen, feestgeschut, voetzoekers, thunderflashes, knal- en rookbussen of andere voorwerpen die aangetroffen of gebruikt worden of kennelijk bedoeld zijn om gebruikt te worden in strijd met bovenvermelde bepalingen, worden in beslag genomen en vernietigd.

Afdeling 6. Gebruik van machines die door een motor worden aangedreven.

artikel 168.         Het gebruik van grasmaaimachines, houtzagen, hakselaars, bosmaaiers en andere machines aangedreven door een ontploffings- of elektrische motor, is alleen toegestaan tussen 07u00 en 22u00. Op zondagen en wettelijke feestdagen is het gebruik van dergelijke machines verboden.

Deze afdeling is niet van toepassing voor de normale exploitatie van land- en tuinbouwactiviteiten.

Afdeling 7. Toestellen voor recreatief gebruik.

artikel 169.         Behoudens voorafgaandelijke machtiging van de burgemeester, is het verboden in de openbare ruimte, bezig te zijn met op afstand bestuurde modelvliegtuigen, -boten of –wagens of andere met motoren aangedreven speeltuigen en experimenteertuigen waarvan het voortgebrachte geluid de openbare rust verstoort.

Afdeling 8. Afstelling van motoren.

artikel 170.         Het is verboden in de openbare ruimte over te gaan tot de luidruchtige afstelling van motoren, ongeacht hun vermogen.

Afdeling 9. Luchtdrukkanonnen.

artikel 171.                 Het gebruik van al dan niet volautomatische vogelschrikkanonnen of gelijksoortige toestellen, met inbegrip van toestellen die, al dan niet elektronisch versterkt, het geluid laten horen van krijsende vogels, om vogels te verjagen ter bescherming van de akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt, is alleen toegestaan na schriftelijke machtiging van de burgemeester. De aanvraag moet gemotiveerd worden en moet de beoordeling van de mogelijke hinder van de installatie mogelijk maken. Combinatie met andere technieken moet in de aanvraag weergegeven worden.

artikel 172.         Luchtdrukkanonnen mogen in beginsel enkel opgesteld worden op een afstand van meer dan 100 meter van een woongebied zoals bepaald in de ontwerpgewestplannen of gewestplannen en/of andere plannen van aanleg of RUP’s en/of op een afstand van meer dan 100 meter van een woning en/of op een afstand van meer dan 50 meter van de openbare weg.

artikel 173.         Het gebruik van luchtdrukkanonnen is verboden tussen 22u00 en 07u00, alsook na zonsondergang en voor zonsopgang. Op gemotiveerd verzoek kan in de machtiging een ingekorte verbodsperiode worden bepaald.

artikel 174.         De machtiging kan uitsluitend voor een duur van 2 maanden worden toegestaan en kan ambtshalve 2 keer stilzwijgend verlengd worden bij gunstige evaluatie. De toelating kan worden geschorst of ingetrokken indien een overtreding van dit artikel of overmatige hinder wordt vastgesteld.

artikel 175.         Het kanon mag niet meer dan 6 knallen per uur per ha produceren.

artikel 176.         De opening van het kanon moet steeds in de meest gunstige richting geplaatst worden ten aanzien van hindergevoelige plaatsen of gebieden, zoals omschreven in artikel 172.

artikel 177.         Opgeheven.

Afdeling 10. Laden en lossen - verhuizingen.

artikel 178.         Opgeheven.

artikel 179.         Er mogen geen verhuizingen plaatshebben tussen 22u00 en 7u00, behoudens een schriftelijke machtiging van de burgemeester.

artikel 180.         Opgeheven.

Afdeling 11. Erediensten.

artikel 181.         Het is verboden tijdens erediensten in de omgeving van plaatsen welke bestemd zijn of gewoonlijk dienen voor de eredienst, gerucht te maken of daden te stellen die storend zouden zijn voor de uitoefening van de kerkelijke diensten of de bijwoning ervan.

artikel 182.         Opgeheven.

Titel 5. Diverse bepalingen.

Hoofdstuk 1. Ambulante handel.

artikel 183.         Ambulante activiteiten uitgeoefend op andere plaatsen dan op de openbare markten, openbare weg of ten huize van de consument vallen onder toepassing van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en organisatie van openbare markten en de latere wijzigingen.

artikel 184.         Personen die hun beroep uitoefenen op de ingenomen staanplaatsen, mogen er hun aanwezigheid niet aankondigen door geroepen of gesproken boodschappen of met andere middelen op een wijze die de openbare orde of rust verstoort.

artikel 185.         De handelaars die hun activiteit met behulp van een voertuig uitoefenen, mogen de openbare veiligheid en de vlotte doorgang, de openbare rust, netheid en gezondheid niet in het gedrang brengen.

Deze handelaars mogen, om het cliënteel van hun komst te verwittigen, geen gebruik maken van geluidsmiddelen die de openbare rust kunnen verstoren.

artikel 186.         Het is verboden ambulante activiteiten uit te oefenen:

a)      op markten, buiten de toepassing van het marktreglement;

b)     op plaatsen waardoor de openbare orde, de openbare rust of de openbare veiligheid kan worden verstoord.

artikel 187.         Zonder de voorafgaande en schriftelijke toelating van de burgemeester is het verboden ambulante activiteiten uit te oefenen:

a)   van 22u00 tot 6u00 op de openbare weg en op andere toegelaten openbare plaatsen;

b)   op de openbare weg en op andere openbare plaatsen waar evenementen, zoals kermissen, rommelmarkten, stoeten, processies, optochten, braderijen, ... plaatsvinden, alsook in de onmiddellijke omgeving ervan en dit tijdens de uren van het gebeuren;

c)    in de onmiddellijke omgeving van voetbalvelden tijdens de dagen dat een wedstrijd plaatsvindt.

artikel 188.         Opgeheven.

Hoofdstuk 2. Overnachten en kamperen – organisatie van kermissen en circussen.

artikel 189.         Behoudens vergunning vanwege het lokaal bestuur, is het verboden op het hele grondgebied van de gemeente en op iedere plaats van de openbare ruimte langer dan 24 uur achtereen te verblijven of te slapen in een tent, wagen, een caravan of een daartoe ingericht voertuig, of er te kamperen.

Het is eveneens verboden meer dan 48 uur achtereen op een privéterrein te verblijven in een mobiel onderkomen zoals een woon- en aanhangwagen, een caravan of een mobilhome, behoudens vergunning.

artikel 190.         Het is verboden:

  1. een kermis of circusvoorstelling te organiseren of zich als foorkramer te vestigen op een voor het publiek toegankelijk privaat terrein zonder vergunning van de bevoegde overheid;
  2. een kermis- of circusattractie te installeren of de installatie ervan op te slaan buiten de voorziene plaatsen en data voor iedere kermis, foor of circus, alsook in de gevallen dat de overheid de intrekking van de concessie of de vergunning beveelt;
  3. voor de uitbaters hun voertuigen elders te plaatsen dan op de door het bestuur aangeduide plaatsen.

De kermis- en circusattracties en de voertuigen geplaatst in overtreding met onderhavige bepaling moeten verplaatst worden bij het eerste politiebevel.

Circusexploitanten die het dierenwelzijn niet garanderen, verliezen onmiddellijk hun vergunning.

artikel 191.         Het is kermis-, circusexploitanten en foorkramers in het bijzonder verboden groot en klein vee, alsmede pluimvee, te houden op het terrein dat ze met woon- of kermiswagens bezetten, tenzij het terrein speciaal daartoe is uitgerust en uitgezonderd trekdieren en dieren van het kermis- of circusbedrijf.

artikel 192.         De kermis- en circusexploitanten en woonwagenbewoners zijn verplicht:

  • de plaats rond en onder de wagen zuiver te houden;
  • zich van hun afval op wettige wijze te ontdoen;
  • een doorgang van ten minste vier meter tussen de wagens te laten, die moeten toelaten eventuele tussenkomsten van de hulpverleners mogelijk te maken.

artikel 193.         Opgeheven.

Hoofdstuk 3. Markten.

artikel 194.         De openbare markten worden alleen door het lokaal bestuur ingericht. De specifieke regelgeving inzake de organisatie van de openbare markten wordt door het lokaal bestuur vastgelegd in een marktreglement.

artikel 194bis.   Iedereen, die toelating kreeg om op de markt te staan, draagt op een positieve manier bij tot het vlot verloop van de markt en vermijdt hinder.

artikel 194ter.  De standplaatshouder neemt alle voorzorgen opdat de opstelling van de kramen en het lossen van de waren gebeurt zonder lawaai -of milieuhinder. Zij zorgen ervoor dat de doorgang voor de hulpdiensten altijd vrij blijft.

artikel 194quater.          Elke deelnemer neemt de gepaste maatregelen om zijn plaats zuiver achter te laten. Hij neemt rondslingerend papier en vuil mee.

artikel 194quinquies.    §1. Bij verontreiniging of beschadiging van het voetpad of de rijweg worden de herstellingskosten en/of reinigingskosten aangerekend aan de marktkramer.

§2. Iedere marktkramer die een standplaats toegewezen kreeg, houdt steeds een vrije doorgang van tenminste 4 meter tussen de rijen kramen voor de grotere voertuigen van de hulpdiensten.

artikel 194sexies.           De marktkramer gaat niet met waren rond of plaatst zich niet midden op de rijweg/marktgang.

artikel 194septies.         Het gebruik van pinnen in de grond of enig andere voorwerpen is niet toegelaten.

artikel 194octies.            De marktkramer brengt geen schilderingen op het wegdek aan.

artikel 194novies.           De waren worden op een kraam gelegd met een minimumhoogte van 50 cm, met uitzondering van groenten, fruit en andere bederfbare voedingswaren, die op basis van artikel 123 op minstens 70 cm hoogte dienen uitgestald te worden. Alleen plantgoed mag op de grond staan.

artikel 194decies.           Geluidsinstallaties mogen enkel gebruikt worden door kramers die platen, cassettes, cd’s en DVD’s verkopen. Zij houden zich aan de bepalingen inzake geluidsoverlast, zoals opgenomen in voorliggende algemene bestuurlijke politieverordening.

artikel 194undecies.      De marktkramers reinigen het voetpad en de rijweg volledig van alle dierlijke en plantaardige vetten en van alle kruiden.

artikel 194duodecies.    §1. De marktkramers zijn verantwoordelijk voor de gastoestellen die zij gebruiken. Zij leven de wettelijke voorschriften en de voorschriften van de fabrikant na en zorgen ervoor dat de afsluitkranen van de gasflessen steeds bereikbaar zijn.

§2. Volgende brandweervoorschriften zijn van toepassing:

  1. Het maken van vuur door middel van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen en het gebruik van gassen op de openbare weg is verboden. Voor handels-, ambachtelijke  en private doeleinden kan afwijking van dit artikel bekomen worden, mits voorafgaande toestemming van de burgemeester.
  2. Het door de burgemeester gemachtigd gebruik op de openbare weg van gasvormige brandstof in vervoerbare recipiënten is onder meer aan volgende voorwaarden onderworpen:
      • de gebruikte recipiënten moeten voldoen aan de bepalingen van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB);
      • ontspanners, leidingen, branders en toebehoren moeten van het goedgekeurde type zijn en een kopie van het jaarlijks te hernieuwen keu­ringsbewijs, van een door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg erkend organisme, waaruit blijkt dat de ganse installatie voldoet aan alle vereisten inzake veiligheid, moet aan de dienst economie bezorgd worden;
      • een zone rond de gasflessen wordt steeds afgeschermd voor het publiek. In die zone is het verboden ontvlambare vloeistoffen en brandbaar materiaal op te slaan, te roken of  open vuur te maken. De aanduiding van het verbod op vuur moet gebeuren overeenkomstig de bepalingen inzake veiligheidssignalering van het ARAB, en volgens Titel 6 betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering van boek III van de codex;
      • de plaats waar gasflessen opgesteld zijn, bevindt zich in open lucht op hetzelfde niveau als de directe omgeving - niet bij kelderopeningen, putten en dergelijke;
      • de gasflessen moeten afgeschermd zijn door een kast die aan twee, tegenover elkaar gelegen zijden open is, zodat een goede natuurlijke ventilatie steeds gewaarborgd  blijft en het gevaar op ingeslo­ten gasmengsels uitgesloten is;
      • de gasflessen moeten opgesteld worden op een stabiele en vuurvaste ondergrond, waarbij voorzorgen zijn genomen tegen het omvervallen. Zij moeten beschut zijn tegen de inwerking van zonnestralen en warmtebronnen;
      • nabij de gasopslag moet minimum één blusapparaat voorzien zijn met een minimale inhoud van 6 kg ABC-poeder of gelijkwaardig (= zelfde bluseenheid) conform S21EN3. Dit toestel moet jaarlijks gekeurd te worden door een erkend organisme;
      • er dient naar gestreefd te worden om de kramen waarin gasflessen worden gebruikt, op een afstand van minimum 4 m te plaatsen;
      • de marktkramers die tussen de vier meter en de tien meter staan van de bebouwing mogen slechts één gasfles van maximaal 25 liter waterinhoud voor bakken en braden in hun kraam hebben;
      • de marktkramers die op minstens tien meter van de bebouwing staan mogen tot de maximale hoeveelheid gas voor bakken en braden gebruiken;
      • de marktkramers mogen slechts de voor de markt benodigde hoeveelheid gasflessen meebrengen met een maximale totale waterinhoud van 280 liter.

3. Er zal jaarlijks controle gedaan worden door de brandweer.

§3. De burgemeester kan steeds bijkomende veiligheidsvoorschriften opleggen.

Hoofdstuk 4. Vergunning Horeca Inrichting.

artikel 195.         Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

vaste horeca inrichting: elke plaats of lokaliteit waar voeding en/of drank van welke aard ook voor gebruik ter plaatse wordt verkocht of (gratis) verstrekt;

occasionele horeca inrichting: de vooraf als dusdanig aangegeven drankgelegenheid die, naar aanleiding van om het even welke gebeurtenis van voorbijgaande aard, ten hoogste tienmaal per jaar en telkens voor niet langer van vijftien opeenvolgende dagen worden gehouden. Drankgelegenheden gehouden op tentoonstellingen en op jaarbeurzen worden geacht occasionele horeca inrichtingen te zijn, voor de gehele duur van de tentoonstelling of jaarbeurs, ongeacht de hoedanigheid van de exploitant;

exploitant: de natuurlijke persoon of de personen, de feitelijke vereniging, of de rechtspersoon, ongeacht hun eventuele hoedanigheid van handelaar, die in enige hoedanigheid en/of voor eigen rekening en risico, een werkzaamheid uitoefent die erin bestaat of er mede in bestaat een horecazaak te exploiteren. Ook uitbater genoemd. Met exploiteren wordt ook bedoeld het openen, het heropenen, de overname en de aanpassing van een horecazaak.

artikel 196.         §1. De opening en uitbating van een vaste horeca inrichting is onderworpen aan een voorafgaandelijke en schriftelijke uitbatingsvergunning vanwege de burgemeester. Voor de vaste horeca-inrichtingen die bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze afdeling, moet de uitbater uiterlijk binnen een periode van 12 maanden na de inwerkingtreding van deze afdeling een uitbatingsvergunning aanvragen. De aanvraag geldt als tijdelijke uitbatingsvergunning tot de definitieve vergunning wordt verleend of geweigerd.

Onverminderd de naleving van andere federale, regionale of lokale bepalingen van toepassing op de publiek toegankelijke inrichtingen zijn occasionele horeca-inrichtingen van dergelijke vergunningsplicht vrijgesteld.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder titel 6 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating van inrichtingen in strijd met de verplichtingen in §1 de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.

artikel 197.         De uitbatingsvergunning kan enkel worden verleend na een administratief onderzoek dat volgende componenten bevat (indien deze zijn vereist volgens de van toepassing zijnde wetgeving):

  1. een onderzoek naar de naleving van de hygiëne-eisen zoals bepaald in het Koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en in de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank en hun uitvoeringsbesluiten. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een expert;
  2. een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
  3. een onderzoek naar de naleving van de brandveiligheidsvoorschriften zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer;
  4. een onderzoek naar de naleving van de geldende stedenbouwkundige en milieuvoorwaarden en het beschikken over de benodigde vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau.  Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de afdeling omgeving;
  5. een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de horeca-inrichting en naar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie;
  6. een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is;
  7. een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde gemeentefacturen en aanslagbiljetten, van welke aard ook, die betrekking hebben op de inrichting en de exploitant. Indien de exploitant een rechtspersoon is, wordt het financieel onderzoek uitgevoerd op de organen van de exploitant en/of de vertegenwoordigers. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de financiële dienst;
  8. een moraliteitsonderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:
      • een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring,  voor inbreuken op de zedelijkheid voor het exploiteren van een drankgelegenheid zoals bepaald in het Koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en in de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank;
      • een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de  mensenhandel, zoals bedoeld in  hoofdstuk III ter van Titel VIII  van boek II van het Strafwetboek; 
      • een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring,  voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten;
      • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
      • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt;
      • een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de exploitatie, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurderkaart, arbeidskaart), administratieve verplichtingen t.a.v. de Kruispuntbank van Ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen van de personen die op enigerlei wijze deelnemen aan de exploitatie (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid),  boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot de openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, vzw’s e.a.

Dit moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald.

Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook, deelnemen of zullen deelnemen aan de exploitatie van de instelling, dient de exploitant te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats.

De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden.

artikel 197/1.    In het kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan het lokaal bestuur bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.

artikel 197/2.    De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:

  • niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting;
  • controle door de ambtenaar van het lokaal bestuur en/of de politie wordt verhinderd;
  • de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
  • de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.

artikel 197/3.    §1. De uitbatingsvergunning is geldig vanaf de ondertekening van de uitbatingsvergunning door de burgemeester.

§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in art. 179 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt. 

§3. De burgemeester kan beslissen om de uitbatingsvergunning te beperken in de tijd en/of bepaalde voorwaarden te koppelen aan de uitbatingsvergunning, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, zoals de aard of de ligging van de horecazaak. Bijzondere voorwaarden kunnen onder meer zijn: de verplichte installatie van één of meerdere bewakingscamera’s, de inzet van bewakingsagenten, etc.

artikel 197/4.    §1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een exploitant voor een welbepaalde vestigingseenheid. De vergunning kan niet worden overgedragen aan een andere exploitant of naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de uitbater dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd.

§2. In afwijking op §1 van dit artikel is er geen nieuwe aanvraag vereist indien:

  • een exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie;
  • de exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden;
  • enkel de naam van horecazaak wijzigt. In dit geval volstaat het om dit aan de bevoegde dienst te melden.

Bij andere wijzigingen is een nieuwe uitbatingsvergunning vereist, waarvoor een volledig nieuwe aanvraag moet worden ingediend.

§3. De exploitant is verplicht te melden aan de burgemeester wanneer zijn horeca inrichting definitief sluit. De exploitant is tevens verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag, met inbegrip van elke bestemmingswijziging, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.

artikel 197/5.    De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege:

  • op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
  • in geval van faillissement;
  • in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
  • in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
  • in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
  • in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

artikel 197/6.    §1. De vergunning moet steeds aanwezig zijn in de zaak en zichtbaar worden aangebracht aan de inrichting, zodat ze leesbaar is vanop de openbare ruimte. De vergunning dient steeds op eerste verzoek van de politie of de controlerend ambtenaar ter inzage worden voorgelegd.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder titel 6 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.

Hoofdstuk 5. Nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie

artikel 198.         Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

uitbater: de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico de nachtwinkel of het private bureau voor telecommunicatie wordt uitgebaat;

vestigingseenheid: een plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een adres, die voor de consument toegankelijk is en waar activiteiten waarop de Wet van 10 november 2006  van toepassing is, uitgeoefend worden;

nachtwinkel: een vestigingseenheid die

a)      ingeschreven is in de KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen) uitsluitend onder de rubriek “verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen”

b)     geen andere handelsactiviteit uitoefent dan die hierboven bedoeld

c)      een maximale netto-verkoopoppervlakte heeft van 150 m²

d)     en op een duidelijke en permanente manier de vermelding “Nachtwinkel” draagt;

privaat bureau voor telecommunicatie: voor het publiek toegankelijke ruimte of inrichting voor de tijdelijke beschikbaarstelling van eindapparatuur waarmee tegen betaling een elektronische communicatienetwerk of -dienst ter plaatse kan worden gebruikt zonder contractuele betrekking met de leverancier van het netwerk of de dienst;

vestigingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het vestigen van een nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie verleend door het college van burgemeester en schepenen zoals omschreven in artikel 18§1 van de Wet van 10 november 2006;

uitbatingsvergunning: vergunning voor het uitbaten van een nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie verleend door de burgemeester nadat voldaan is aan een aantal uitbatingsvoorwaarden.

artikel 199.         Dit is van toepassing op alle nieuw te openen en bestaande vestigingseenheden op het grondgebied van de gemeente die, rekening houdend met de begripsomschrijving van artikel 198, worden beschouwd als een nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie.

artikel 200.         §1. In afwijking van artikel 6,c) van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening, wordt de toegang van de consument tot nachtwinkels verboden:

  • voor 18u00 en na 01u00 van zondag tot en met donderdag en
  • voor 18u00 en na 02u00 op vrijdag en zaterdag.

§2. In afwijking van artikel 6,d) van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlenging, wordt de toegang van de consument tot private bureaus voor telecommunicatie verboden:

  • voor 18u00 en na 01u00 van zondag tot en met donderdag en
  • voor 18u00 en na 02u00 op vrijdag en zaterdag.

§3. De burgemeester heeft de mogelijkheid om andere openingsuren vast te stellen.

§4. Bij het overtreden van deze openingsuren gelden de strafbepalingen zoals voorzien in artikelen 19 tot en met 22 van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening.

artikel 201.         §1. De vestiging van een nachtwinkel of van een privaat bureau voor telecommunicatie is onderworpen aan een voorafgaande vestigingsvergunning verleend door het college van burgemeester en schepenen.

§2. Deze voorafgaande vestigingsvergunning is niet vereist:

  1. wijziging van zaakvoerder van een bestaande nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie voor een uitbating op eenzelfde locatie.
  2. bij wijziging van uitbating onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde in hoofde van dezelfde uitbater op dezelfde locatie.

§3. Voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning dient de uitbater een schriftelijke aanvraag in bij het college van burgemeester en schepenen aan de hand van een daartoe voorzien aanvraagformulier overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.

§4. De vestigingsvergunning wordt afgeleverd aan een exploitant voor een welbepaalde vestigingseenheid. De vergunning kan niet worden overgedragen naar een andere vestigingseenheid.

artikel 202.         Het college van burgemeester en schepenen kan de vergunning voor de vestiging van een nachtwinkel of van een privaat bureau voor telecommunicatie weigeren op grond van:

  • De ruimtelijke ligging van de handelszaak

Er wordt geen vergunning voor de vestiging van een nachtwinkel of een privaat bureau voor telecommunicatie verleend:

      • als er binnen een straal van 50 meter, gemeten vanaf de toegangsdeur, geen openbare parkeergelegenheid is, om reden van het vermijden van chaotisch parkeren en geluidshinder voor draaiende motoren.
      • als er binnen een straal van 1000 meter, gemeten vanaf de toegangsdeur, al een privaat bureau voor telecommunicatie, een nachtwinkel, een openbare drankgelegenheid of een openbare verkoopplaats van dranken gevestigd is.

Hiermee wordt betracht een overmatige belasting van een buurt door de verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust ten gevolge van een in dit reglement omschreven uitbating, te vermijden.

Onverminderd de bovenstaande afbakening van zones geldt zowel binnen als buiten deze gebieden dat het aantal vestigingen van nachtwinkels en/of private bureaus voor telecommunicatie de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet mag overschrijden.  

  • De handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust

Hiervoor baseert het college van burgemeester en schepenen zich op een advies van de politiediensten met betrekking tot de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door deze handelszaak en tot eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen.

artikel 202bis.   De vestigingsvergunning vervalt van rechtswege:

  • in geval dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
  • in geval van faillissement;
  • in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
  • in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
  • in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
  • in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen;
  • in geval binnen de maand na het toekennen van de vestigingsvergunning geen aanvraag werd gedaan voor het bekomen van een uitbatingsvergunning;
  • in geval de uitbatingsvergunning voor het pand waarvoor een vestigingsvergunning werd aangevraagd wordt geweigerd en/of geschorst en/of ingetrokken en/of de instelling wordt gesloten.

artikel 203.         Voor elke uitbating van een nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie zoals bedoeld in artikel 198 van deze afdeling, moet de uitbater schriftelijk een uitbatingsvergunning aanvragen bij de burgemeester door middel van een aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.

artikel 204.         Voor alle nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie die worden opgericht moet de uitbater in alle gevallen een vestigingsvergunning kunnen voorleggen, voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot uitbatingsvergunning.

artikel 205.         Opgeheven.

artikel 206.         De uitbatingsvergunning  wordt  verleend door de burgemeester en kan enkel worden verleend na een administratief  onderzoek dat bestaat uit:

  • een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de vestigingseenheid waar de handelsactiviteit wordt uitgeoefend, voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad op 7 september 2017. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer.
  • een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
  • een financieel onderzoek: een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde facturen en aanslagbiljetten, van welke aard ook, die betrekking hebben op de vestigingseenheid en de uitbater. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de financiële dienst van de betrokken gemeente. Het financieel onderzoek wordt uitgevoerd op de exploitant. Indien de exploitant een rechtspersoon is, wordt het financieel onderzoek uitgevoerd op de organen van de exploitant en/of de vertegenwoordigers.
  • een stedenbouwkundig onderzoek: een onderzoek naar de stedenbouwkundige- en milieuvoorwaarden en het beschikken over de benodigde vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau.   
  • een moraliteitsonderzoek: het onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:
      • een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring,  voor inbreuken op de regelgeving inzake het verkoop van alcohol en tabaksproducten ten aanzien van een persoon jonger dan 18 jaar;
      • een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de  mensenhandel, zoals bedoeld in  hoofdstuk III ter van Titel VIII  van boek II van het Strafwetboek; 
      • een onderzoek naar recente – tijdens de voorgaande 3 jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten;
      • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
      • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt;
      • een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de exploitatie, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurkaart, arbeidskaart), administratieve verplichtingen t.a.v. de kruispuntbank voor ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen van de personen die op enigerlei wijze deelnemen aan de exploitatie (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid), boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, e.a.

Dit moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald.

Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook, deelnemen of zullen deelnemen aan de exploitatie van de instelling, dient de exploitant te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats. De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden.

  • een onderzoek naar de naleving van de hygiënevereisten: een onderzoek met betrekking tot de naleving van de vereisten inzake hygiëne, dit onderzoek wordt uitgevoerd door een expert waar nodig is in samenwerking met lokale en bovenlokale instanties;
  • een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten: een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is.
  • een onderzoek naar de handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust: een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de vestigingseenheid en naar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie.

artikel 206/1.    In kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan de gemeente bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.

artikel 206/2.    De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:

  • niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting;
  • controle door de ambtenaar van de gemeente en/of de politie wordt verhinderd;
  • de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
  • de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.

artikel 207.         De uitbatingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur. De burgemeester kan de duurtijd van de vergunning beperken. In voorkomend geval moet de duurtijd minstens 1 jaar bedragen.

artikel 208.         De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege:

  • op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
  • in geval van faillissement;
  • in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
  • in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
  • in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
  • in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

artikel 209.         De burgemeester kan beslissen in de uitbatingsvergunning bijzondere voorwaarden op te nemen afhankelijk van specifieke omstandigheden, bv. de ligging van de inrichting.

artikel 210.         §1. De uitbatingsvergunning is geldig, te rekenen vanaf de datum van ondertekening door de burgemeester.

§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in artikel 206 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt.

artikel 211.         §1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een uitbater voor een welbepaalde vestigingseenheid van nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie en kan niet worden overgedragen aan een andere uitbater of worden overgedragen naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de uitbater dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd.

§2. In afwijking hiervan is er geen nieuwe aanvraag vereist indien:

  • een exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie.
  • de uitbater reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden. 
  • enkel de naam van zaak wijzigt. In dit geval volstaat het om dit aan de bevoegde dienst te melden.

Bij andere wijzigingen is een nieuwe uitbatingsvergunning vereist, waarvoor een volledig nieuwe aanvraag moet worden ingediend.

artikel 212.         De exploitant is verplicht te melden aan de burgemeester wanneer zijn instelling definitief sluit. De exploitant is tevens verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag, met inbegrip van elke bestemmingswijziging, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.

artikel 213.         §1. De uitbatingsvergunning en de vestigingsvergunning moeten steeds aanwezig zijn in de zaak en zichtbaar worden aangebracht aan de inrichting, zodat ze leesbaar zijn vanop de openbare ruimte. De uitbatingsvergunning en vestigingsvergunning moeten steeds op eerste vordering van de politie of een bevoegde controlerende ambtenaar ter inzage worden voorgelegd.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder titel 6 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.

artikel 214.         Overeenkomstig artikel 18 § 3 van de Wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening kan de burgemeester de sluiting bevelen van de nachtwinkels en privaat bureaus voor telecommunicatie die worden uitgebaat in overtreding op onderhavige afdeling.

artikel 215.         Wanneer een overtreding wordt begaan tegen de bepalingen van deze afdeling kan de vergunning geschorst of ingetrokken worden door het college van burgemeester en schepenen en kan de inrichting tijdelijk of definitief administratief gesloten worden, onverminderd de mogelijkheid van het opleggen van een administratieve geldboete.

artikel 215/1 tot en met artikel 215/46. Opgeheven.

Hoofdstuk 6. Clubhuizen motorclubs

artikel 215/47. Voor de toepassing voor deze afdeling wordt verstaan onder:

Exploitant: de natuurlijke persoon, feitelijke vereniging of de rechtspersoon, al dan niet eigenaar, die een clubhuis in feite of in rechte faciliteert of uitbaat;

Motorclub: een hiërarchisch gestructureerde groep van twee of meer personen met een gemeenschappelijke belangstelling, gekenmerkt door een gemeenschappelijke ideologie of groepscultuur, die naar de buitenwereld wordt veruitwendigd door het gebruik van gemeenschappelijke kenmerken, zoals symbolen, clubemblemen, colors, tatoeages, materialen, voertuigen, kledij en foto’s, ongeacht het effectieve bezit of gebruik van een motor;

Clubhuis: een ruimte of locatie waar een bijeenkomst van een motorclub plaatsvindt;

Organisator: de natuurlijke persoon of personen, de feitelijke vereniging, of de rechtspersoon, die een bijeenkomst van een motorclub in feite of in rechte organiseert;

Deelnemer: de natuurlijke persoon die aanwezig is op een bijeenkomst van een motorclub.

artikel 215/48. Deze afdeling is van toepassing op alle bestaande en nieuw te openen clubhuizen die, rekening houdend met de begripsomschrijvingen van artikel 215/47 van deze afdeling, beschouwd worden als een clubhuis voor motorclubs.

Onverminderd de naleving van andere federale, regionale of lokale bepalingen is deze afdeling niet van toepassing op

  • erkende  jeugdverenigingen: verenigingen erkend volgens het Decreet van 20 januari 2012 houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid, of volgens een besluit van het lokaal bestuur
  • erkende beroepsverenigingen: verenigingen erkend volgens de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverengingen of volgens een besluit van het lokaal bestuur.

artikel 215/49. De opening en uitbating van een clubhuis voor motorclubs is onderworpen aan een voorafgaandelijke en schriftelijke uitbatingsvergunning afgeleverd door de burgemeester. Het is verboden deel te nemen aan bijeenkomsten van clubhuizen van motorclubs die niet voldoen aan de bepalingen van deze afdeling of deze te faciliteren.

artikel 215/50. Voor elke uitbating van een clubhuis van een motorclub zoals bedoeld in artikel 286/32 van dit reglement moet de uitbater schriftelijk een uitbatingsvergunning aanvragen bij de burgemeester door middel van het daarvoor voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.

artikel 215/51. Alle clubhuizen zijn verplicht om in het bezit te zijn van een uitbatingsvergunning bij aanvang van de uitbating.

artikel 215/52. De uitbatingsvergunning kan enkel worden verleend door de burgemeester na een administratief onderzoek dat volgende componenten bevat:

  • Een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of het clubhuis voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer;
  • Een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
  • Een financieel onderzoek: een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde gemeentefacturen en aanslagbiljetten, van welke aard ook, die betrekking hebben op de vestigingseenheid en de uitbater. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de financiële dienst. Het financieel onderzoek wordt uitgevoerd op de exploitant. Indien de exploitant een rechtspersoon is, wordt het financieel onderzoek uitgevoerd op de organen van de exploitant en/of de vertegenwoordigers;
  • Een stedenbouwkundig onderzoek: een onderzoek naar de naleving van de geldende stedenbouwkundige en milieu -voorwaarden en het beschikken over de benodigde vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau.  Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de afdeling omgeving;
  • Een moraliteitsonderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:
    • een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten en/of tegen de wapenwetgeving en/of tegen de wet private militie en/of de vreemdelingenwet
    • een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor feiten van opzettelijk doden, opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel, foltering, onmenselijke behandeling en onterende behandeling, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, titel VIII van boek II van het strafwetboek;
    • een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor feiten van criminele organisatie zoals bedoeld in hoofdstuk I, titel VI van boek II van het strafwetboek;
    • een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring,  voor feiten van  bedreiging, zoals bedoeld in hoofdstuk II, titel VI van boek II van het strafwetboek;
    • een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor feiten van  diefstal en afpersing, zoals bedoeld in hoofdstuk I, titel IX van boek II van het strafwetboek;
    • een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring,  voor feiten van heling en witwassen, zoals bedoeld in afdeling IV van hoofdstuk II, titel IX van boek II van het strafwetboek;
    • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
    • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt
    • een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de exploitatie, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurderkaart, arbeidskaart), administratieve verplichtingen t.a.v. de Kruispuntbank van Ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen van de personen die op enigerlei wijze deelnemen aan de exploitatie (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid),  boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot de openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, vzw’s e.a.

Dit moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organisator,  op de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant of van de organisator en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie of organisatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald.

Voor andere deelnemers aan de bijeenkomst van een motorclub of andere personen die in welke hoedanigheid ook deelnemen aan de exploitatie van een clubhuis dient de exploitant of de organisator te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats.

De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden;

  • Een onderzoek naar de handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust: een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de vestigingseenheid en naar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie.

artikel 215/53. In kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan de gemeente bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.

artikel 215/54. De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:

  • niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting;
  • controle door de ambtenaar van het lokaal bestuur en/of de politie wordt verhinderd;
  • de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
  • de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.

artikel 215/55. De uitbatingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur. De burgemeester kan beslissen om de uitbatingsvergunning te beperken in de tijd en/of bijzondere voorwaarden op te nemen in de vergunning afhankelijk van specifieke omstandigheden, bv. de ligging van de inrichting.

artikel 215/56. §1. De uitbatingsvergunning is geldig, te rekenen vanaf de datum van ondertekening door de burgemeester.

§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in art. 215/52 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt. 

artikel 215/57. §1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een exploitant of organisator voor een welbepaalde vestigingseenheid en kan niet worden overgedragen aan een andere exploitant of organisator of naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de exploitant of organisator dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd.

§2. In afwijking op §1 van dit artikel is geen nieuwe aanvraag vereist indien:

  • een uitbater of organisator reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van een natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van een vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie.
  • de uitbater of organisator reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden.

Bij andere wijzigingen is een nieuwe uitbatingsvergunning vereist, waarvoor een volledig nieuwe aanvraag moet worden ingediend.

artikel 215/58. De uitbater is verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.

artikel 215/59.  De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege:

  • op het moment dat de exploitatie van het clubhuis voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
  • in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
  • in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, de organisator, een rechtspersoon of één van zijn organen;
  • in geval van ontbinding van de rechtspersoon.

artikel 215/60. §1. Het clubhuis moet tijdens een bijeenkomst onmiddellijk zowel van binnen als van buiten zonder tussenkomst van een derde toegankelijk zijn met oog op de toegang van controle- en hulpverleningsdiensten. Iedere aanwezige in het clubhuis dient ten allen tijde toegang te verlenen aan controle- en hulpverleningsdiensten.

§2. Het is verboden om ramen van een clubhuis tijdens de bijeenkomsten van de motorclub op enige wijze ondoorzichtig te maken.

§3. Voor elke bijeenkomst van een motorclub dient de organisator, bij gebreke hieraan de exploitant, een deelnemerslijst op te maken met vermelding van naam, voornaam, roepnaam of alias, geboortedatum, rijksregisternummer, woonplaats en kentekenplaat van het voertuig. Op eerste verzoek van de lokale politie of het lokaal bestuur dient de organisator, bij gebreke hieraan de exploitant, de volledige en actuele deelnemerslijsten van de bijeenkomsten van de motorclub gedurende de laatste zes maanden te overhandigen.

artikel 215/61. §1. De uitbatingsvergunning moet steeds aanwezig zijn in de inrichting. De uitbatingsvergunning moet steeds op eerste vordering van de politie of een bevoegde controlerende ambtenaar ter inzage worden voorgelegd.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder titel 6 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.  

Hoofdstuk 7. Vergunning Handcarwashes

artikel 215/62. Voor de toepassing voor deze afdeling wordt verstaan onder:

Handcarwash: een vestigingseenheid zonder vaste inrichting met industriële wastechnieken, waar motorvoertuigen van derden manueel worden gewassen/gepoetst en/of worden behandeld met beschermingsmiddelen zoals waxen e.d.;

Gevestigde handcarwash: de handcarwash die beschikt over een meldingsakte of een omgevingsvergunning volgens het omgevingsdecreet (of nog geldige milieuvergunning) én beschikt over een actieve inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen voor een vestiging voor het wassen en poetsen van motorvoertuigen;

Exploitant: de natuurlijke persoon, feitelijke vereniging of de rechtspersoon, ongeacht hun eventuele hoedanigheid van handelaar, voor wiens rekening en risico de inrichting wordt uitgebaat. Ook uitbater genoemd;

Uitbatingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het uitbaten van een handcarwash verleend  door de burgemeester nadat voldaan is aan een aantal uitbatingsvoorwaarden.

artikel 215/63. Deze afdeling is van toepassing op alle bestaande en nieuw te openen inrichtingen die, rekening houdend met de begripsomschrijvingen van artikel 215/62 van deze afdeling, beschouwd worden als een handcarwash.

artikel 215/64. De opening en uitbating van handcarwash is onderworpen aan een voorafgaandelijke en schriftelijke uitbatingsvergunning afgeleverd door de burgemeester. Occasionele handcarwashes, taxibedrijven, bedrijven voor handel (verkoop/verhuur) in of onderhoud/reparatie van motorvoertuigen of onderdelen ervan, die voertuigen in eigen beheer wassen of poetsen, zijn van dergelijke vergunningsplicht vrijgesteld.

artikel 215/65. Voor elke uitbating van een handcarwash zoals bedoeld in artikel 215/62 van dit reglement moet de uitbater schriftelijk een uitbatingsvergunning aanvragen bij de burgemeester door middel van het daarvoor voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.

artikel 215/66. Alle handcarwashes worden bij de inwerkingtreding van dit reglement als nieuw te openen beschouwd, waarbij de uitbater verplicht is in het bezit te zijn van  een uitbatingsvergunning bij aanvang van de uitbating.

artikel 215/67. De uitbatingsvergunning wordt enkel verleend door de burgemeester op voorwaarde dat:

  1. er op de vestigingsplaats, binnen een straal van 500 meter, gemeten vanaf de toegangsdeur, geen andere carwash gevestigd is. Deze voorwaarde geldt niet voor de gevestigde handcarwashes wiens voorlopige uitbatingsvergunning is omgezet in een definitieve uitbatingsvergunning.
  2. de uitbater op de vestigingsplaats beschikt over een bedrijfsruimte die per wasruimte voor één personenwagen voorzien is van:
    • interne gemarkeerde parkeerplaatsen (min. 2 X 5 meter per parkeervak) voor minimum drie personenwagens;
    • interne circulatieruimte voor parkeermanoeuvres (minimum 3 meter breed) zodanig dat het in- en uitrijden van een intern parkeervlak niet op de openbare weg gebeurt.

De aanvrager van de uitbatingsvergunning dient het bewijs te leveren dat hij kan beschikken over deze bedrijfsruimte.

Deze voorwaarde geldt niet voor de gevestigde handcarwashes wiens voorlopige uitbatingsvergunning is omgezet in een definitieve uitbatingsvergunning.

3. een gunstig voorafgaand administratief onderzoek. Dit onderzoek bestaat uit:

    • een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de handcarwash voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer.
    • een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
    • een financieel onderzoek: een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde stadsfacturen en aanslagbiljetten, van welke aard ook, die betrekking hebben op de vestigingseenheid en de uitbater. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de financiële dienst. Het financieel onderzoek wordt uitgevoerd op de exploitant. Indien de exploitant een rechtspersoon is, wordt het financieel onderzoek uitgevoerd op de organen van de exploitant en/of de vertegenwoordigers;
    • een stedenbouwkundig onderzoek: een onderzoek naar de naleving van de geldende stedenbouwkundige - milieuvoorwaarden en het beschikken over de benodigde vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau.  Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de afdeling omgeving;
    • een moraliteitsonderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:
      • een onderzoek naar recente – tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring,  voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten; 
      • een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring,  voor inbreuken op de  mensenhandel, zoals bedoeld in  hoofdstuk III ter van Titel VIII  van boek II van het Strafwetboek;
      • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
      • een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt;

Dit moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald.

Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook, deelnemen of zullen deelnemen aan de exploitatie van de instelling, dient de exploitant te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats.

De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden;

    • een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten: een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is;
    • een onderzoek naar de handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust: een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de vestigingseenheid en naar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie.

artikel 215/68. In kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan het lokaal bestuur bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.

artikel 215/69. De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:

  • niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting;
  • controle door de ambtenaar van het lokaal bestuur en/of de politie wordt verhinderd;
  • de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
  • de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.

artikel 215/70. De uitbatingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur. De burgemeester kan beslissen om de uitbatingsvergunning te beperken in de tijd en/of bijzondere voorwaarden op te nemen in de vergunning afhankelijk van specifieke omstandigheden, bv. de ligging van de inrichting.

artikel 215/71. §1. De uitbatingsvergunning is geldig, te rekenen vanaf de datum van ondertekening door de burgemeester.

§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in art. 215/67 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt. 

artikel 215/72. §1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een uitbater voor een welbepaalde vestigingseenheid en kan niet worden overgedragen aan een andere uitbater of naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de uitbater dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd.

§2. In afwijking op §1 van dit artikel is geen nieuwe aanvraag vereist indien

  • een uitbater reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van een natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van een vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie.
  • de uitbater reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden.
  • enkel de naam van de handcarwash wijzigt. In dit geval volstaat het om dit aan de bevoegde dienst te melden.

Bij andere wijzigingen is een nieuwe uitbatingsvergunning vereist, waarvoor een volledig nieuwe aanvraag moet worden ingediend.

artikel 215/73. De uitbater is verplicht te melden aan de burgemeester wanneer zijn instelling definitief sluit. De uitbater is tevens verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag, met inbegrip van elke bestemmingswijziging, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.

artikel 215/74.  De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege:

  • op het moment dat de exploitatie van de handcarwash voor een periode van langer dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
  • in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
  • in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
  • in geval van ontbinding van de rechtspersoon
  • in geval van schrapping van de exploitant of van de betrokken vestiging uit de Kruispuntbank van Ondernemingen;
  • indien binnen de maand na het toekennen van de uitbatingsvergunning geen melding of aanvraag werd gedaan voor het bekomen van een vergunning in het kader van de milieureglementering;
  • wanneer de milieuvergunning is geweigerd, vervallen, opgeheven of de uitbater op enigerlei wijze niet meer voldoet aan de meldingsplicht.

artikel 215/75. §1. De uitbatingsvergunning moet steeds aanwezig zijn in de inrichting en zichtbaar worden aangebracht aan de inrichting, zodat ze leesbaar is vanop de openbare ruimte. De uitbatingsvergunning moet steeds op eerste vordering van de politie of een bevoegde controlerende ambtenaar ter inzage worden voorgelegd.

§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder titel 6 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.

Titel 6. Procedure en slotbepalingen

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

artikel 216.         De politie is bevoegd voor de vaststelling van alle overtredingen vervat in deze politieverordening.

Inbreuken die uitsluitend bestraft worden met een administratieve sanctie kunnen eveneens vastgesteld worden door ambtenaren zoals bepaald in artikel 21 van de wet van 24 juni 2013. In deze politieverordening worden deze ambtenaren de "gemachtigde ambtenaar" genoemd.

Elke overtreding die aanleiding kan geven tot het opleggen van een gemeentelijke administratieve sanctie dient te worden vastgesteld door middel van een proces-verbaal of een vaststelling.

Indien het proces-verbaal of de vaststelling onvoldoende gegevens zou bevatten, kan de aangewezen ambtenaar de politiediensten verzoeken die gegevens, eventueel na bijkomend onderzoek, nog toe te voegen aan het dossier.

artikel 217.         §1. Voor zover wetten, decreten, besluiten, algemene of provinciale verordeningen niet in andere straffen voorzien, kunnen de inbreuken op de bepalingen van deze politieverordening gestraft worden met een administratieve sanctie, overeenkomstig de wet van 24 juni 2023:

  1. een administratieve geldboete van maximaal 175 euro (voor een minderjarige overtreder die de volle leeftijd van 14 jaar heeft bereikt op het ogenblik van de feiten) of 500 euro (voor een meerderjarige overtreder) (maximaal 1 euro bij overtreding van artikel 76 van deze verordening);
  2. een administratieve schorsing van een door het lokaal bestuur verleende toestemming of vergunning;
  3. een administratieve intrekking van een door het lokaal bestuur verleende toestemming of vergunning;
  4. een tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een instelling.

§2. Alternatieve maatregelen voor de administratieve geldboete, zoals bedoeld in §1, 1° kunnen worden opgelegd :

  1. de gemeenschapsdienst, gedefinieerd als zijnde een prestatie van algemeen belang uitgevoerd door de overtreder ten gunste van de gemeenschap (collectiviteit);
  2. de GAS-bemiddeling, gedefinieerd als zijnde een maatregel die het voor de overtreder mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen of schadeloos te stellen of om het conflict te doen bedaren.

De procedure en de daarmee gepaarde nadere regels zijn opgenomen in een bemiddelingsreglement dat opgenomen wordt als bijlage bij deze politieverordening.

§3. De sancties opgelegd door het college van burgemeester en schepenen worden met een aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs ter kennis gebracht aan de overtreder.

§4. Het niet-naleven van een administratieve sanctie van het college van burgemeester en schepenen wordt bestraft met één van de hierboven voorziene administratieve sancties.

artikel 217/1.    Als de overtreder de zaken niet onmiddellijk in orde brengt, kan het lokaal bestuur zich het recht voorbehouden dat te doen op kosten en op risico van de overtreder, op basis van een daartoe toepasselijk belastings- en retributiereglement en dit onverminderd de mogelijkheid tot het opleggen van een administratieve geldboete zoals bepaald in artikel 217 van deze verordening.

Het stelsel van administratieve sancties doet geen afbreuk aan de toepassing van een herstelbelasting en/of het vorderen van de door het lokaal bestuur gemaakte kosten voor rekening van de overtreder.

artikel 217/2.    §1. Wanneer een overtreding van deze verordening is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een natuurlijke persoon, en de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd werd, wordt vermoed dat deze is begaan door de titularis van de nummerplaat van het voertuig. Het vermoeden van schuld kan weerlegd worden met elk middel.

§2. Wanneer een overtreding van deze verordening is begaan met een motorvoertuig, ingeschreven op naam van een rechtspersoon, zijn de natuurlijke personen die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigen ertoe gehouden de identiteit van de bestuurder op het ogenblik van de feiten mee te delen, of, indien zij die niet kennen, de identiteit van de persoon die het voertuig onder zich heeft. De mededeling moet gebeuren binnen een termijn van 15 dagen te rekenen vanaf de datum waarop de vraag om inlichtingen werd verstuurd.

Indien de persoon die het voertuig onder zich heeft niet de bestuurder was op het ogenblik van de feiten moet hij eveneens, op de wijze hierboven vermeld, de identiteit van de bestuurder meedelen.

De natuurlijke personen die de rechtspersoon in rechte vertegenwoordigen als titularis van de nummerplaat of als houder van het voertuig, zijn ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen om aan deze verplichting te voldoen.

Zij die overeenkomstig artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek burgerrechtelijk aansprakelijk zijn voor de vergoeding en kosten, zijn insgelijks aansprakelijk voor de geldboete.

artikel 217/3.    §1. Ter vrijwaring van de openbare rust kan de politie motorvoertuigen (zijnde elk zichzelf over de weg voortbewegend voertuig uitgerust met een aandrijfmotor anders dan voertuigen die op rails worden voortbewogen) die artikelen 148 en 164 van deze politieverordening schenden en daardoor de openbare rust verstoren, in beslag nemen als preventieve politiemaatregel. De inbeslagname betreft een preventieve dwangmaatregel waarbij een zaak tijdelijk aan het vrije beschikkingsrecht van de eigenaar of bezitter wordt onttrokken ter vrijwaring van de openbare orde, zonder dat daarmee een eigendomsoverdracht gepaard gaat.

§2. Deze inbeslagname impliceert de onmiddellijke takeling en bewaring van het motorvoertuig. De kosten voor het takelen en het bewaren van het motorvoertuig zullen worden doorgerekend aan de houder, bezitter of eigenaar.

§3. Het motorvoertuig wordt in beslag genomen zolang dit met het oog op de openbare rust vereist is en voor een maximale termijn van 72 uren. Het motorvoertuig wordt vanaf de inbeslagname ter beschikking gehouden van de houder, bezitter of eigenaar conform de toepasselijke bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Het lokaal bestuur Puurs-Sint-Amands zal vrij kunnen beschikken over het motorvoertuig overeenkomstig de procedure die in het Burgerlijk Wetboek daartoe voorzien wordt.

§4. Voor de teruggave van het motorvoertuig dient de houder, bezitter of eigenaar zich tijdens de kantooruren aan te melden bij Politiepost Klein-Brabant, gelegen te Puursesteenweg 389, 2880 Bornem om een vrijgaveformulier te bekomen waarmee hij/zij zich vervolgens bij de takelaar kan aanbieden om het motorvoertuig op te halen.

artikel 218.         De opgelegde administratieve geldboete aan een overtreder die meerderjarig is op moment van de inbreuk kan niet hoger zijn dan het wettelijke voorziene maximum, met name 500 euro. De opgelegde administratieve geldboete aan een minderjarige overtreder, die de volle leeftijd van 14 jaar heeft bereikt op moment van de inbreuk, kan niet hoger zijn dan het wettelijk voorziene maximum van 175 euro.

De omvang van de administratieve geldboete is proportioneel op grond van de zwaarte van de inbreuk die de boete verantwoordt en eventuele herhaling. De bij deze verordening voorgeschreven administratieve geldboete wordt verhoogd in geval van herhaling, zonder dat deze boete het wettelijke voorziene maximum mag overschrijden.

Herhaling bestaat wanneer de overtreder reeds werd gesanctioneerd voor eenzelfde inbreuk binnen de vierentwintig maanden voorafgaand aan de nieuwe vaststelling van inbreuk.

De vaststelling van meerdere samenlopende inbreuken op dezelfde reglementen of verordeningen, geeft aanleiding tot één enkele administratieve sanctie, in verhouding tot de ernst van het geheel van de feiten.

artikel 219.         De duur van de door het college van burgemeester en schepenen goedgekeurde administratieve sanctie kan verdubbeld worden in geval van herhaling binnen de twaalf maanden volgend op de oplegging van de sanctie en verdrievoudigd in geval van tweede herhaling binnen de twaalf maanden volgend op de oplegging van de tweede sanctie.

artikel 220.         Opgeheven.

artikel 221.         Opgeheven.

artikel 222.         Opgeheven.

artikel 223.         Opgeheven.

artikel 224.         Opgeheven.

Hoofdstuk 2. Bijzondere procedure ten aanzien van minderjarigen die de volle leeftijd van 14 jaar hebben bereikt

artikel 225.         Met uitzondering van de gemengde inbreuken omschreven in artikel 19bis, 83, 84, 84/1, 87, 87/1, 87bis, 87ter, 87quater, 87quinquies, 87sexies, 87septies, 104 en 148 van deze verordening, is de opstart van een GAS-procedure bij vaststelling van een eerste inbreuk op de bepalingen van deze verordening door een minderjarige overtreder uitgesloten. In dit geval worden de minderjarige overtreder, zijn ouders, voogd, of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben of die bekleed zijn met een vorderingsrecht door de sanctionerend ambtenaar middels een aangetekend schrijven formeel gewaarschuwd om geen nieuwe inbreuken meer te plegen.

artikel 226.         Bij vaststelling van een gemengde inbreuk omschreven in artikel 19bis, 83, 84, 84/1, 87, 87/1, 87bis, 87ter, 87quater, 87quinquies, 87sexies, 87septies, 104 en 148 van deze verordening of bij een nieuwe inbreuk op de bepalingen van deze verordening binnen de 24 maanden na een eerdere vaststelling van een inbreuk op deze verordening gepleegd door dezelfde minderjarige overtreder, kan een GAS-procedure jegens de minderjarige worden opgestart.

artikel 227.         Wanneer een GAS-procedure jegens een minderjarige overtreder wordt opgestart,  brengt de sanctionerend ambtenaar de stafhouder van de orde van advocaten hiervan op de hoogte, zodat ervoor gezorgd wordt dat de betrokkene door een advocaat bijgestaan kan worden.

De stafhouder of het bureau voor juridische bijstand stelt een advocaat aan, uiterlijk binnen twee werkdagen na voormelde kennisgeving.

Een afschrift van het bericht van de kennisgeving aan de stafhouder wordt bij het dossier van de rechtspleging gevoegd.

Wanneer er een risico op een belangenconflict bestaat, zorgt de stafhouder of het bureau voor juridische bijstand ervoor dat de betrokkene bijgestaan wordt door een andere advocaat dan die waarop zijn vader en moeder, voogd, of personen die hem onder hun hoede hebben of die bekleed zijn met een vorderingsrecht, een beroep hebben gedaan.

De advocaat kan ook aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure.

artikel 228.         Wanneer een GAS-procedure jegens een minderjarige overtreder wordt opgestart, zal de sanctionerend ambtenaar steeds een aanbod van bemiddeling voorstellen aan de minderjarige, conform de procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels omschreven in het bemiddelingsreglement opgenomen als bijlage bij deze politieverordening.

De vader en moeder, de voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij de bemiddeling.

Wanneer de sanctionerend ambtenaar het welslagen van de bemiddeling vaststelt, kan hij geen administratieve geldboete meer opleggen.

artikel 229.         In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling zal de sanctionerend ambtenaar steeds eerst een gemeenschapsdienst voorstellen aan de minderjarige overtreder zoals voorzien in artikel 217 §2 en conform de procedure en de daarmee gepaard gaande nadere regels omschreven in het bemiddelingsreglement opgenomen als bijlage bij deze politieverordening.

De vader en moeder, voogd of personen die de hoede hebben over de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige begeleiden bij het uitvoeren van de gemeenschapsdienst.

Enkel in geval van niet uitvoering of weigering van deze gemeenschapsdienst, kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve geldboete opleggen zoals voorzien in art. 217 §1, 1°.

artikel 230.         De vader en moeder, voogd of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben, zijn burgerlijk aansprakelijk voor de betaling van de administratieve geldboete.

 

BIJLAGE 1 | HANDHAVINGSKADER ALGEMENE BESTUURLIJKE POLITIEVERORDENING PUURS-SINT-AMANDS

Doelstelling van het handhavingskader Puurs-Sint-Amands

De opdracht van de gemeente Puurs-Sint-Amands ten behoeve van de inwoners bestaat uit het voorzien in een goede politie, veiligheid en de rust in de openbare ruimte. Deze bevoegdheid heeft met name betrekking op het handhaven van de openbare veiligheid en gezondheid.

In dit kader bestaat de mogelijkheid om handhaving uit te voeren naar aanleiding van inbreuken op de Algemene Bestuurlijke Politieverordening (ABP) Puurs-Sint-Amands. Omdat het politiereglement een groot aantal verschillende materies omvat, is het noodzakelijk prioriteiten te stellen op het vlak van handhaving. Voorliggend handhavingskader maakt een oplijsting van verschillende inbreuken op de ABP Puurs-Sint-Amands waarop (voornamelijk reactief) prioritair zal worden gehandhaafd. Dit betekent echter niet dat er geen handhaving meer mogelijk is bij inbreuken op de ABP die niet worden opgenomen in deze lijst. 

Het handhavingskader moet beschouwd worden als een duidelijk signaal van de gemeente om tegemoet te komen aan een intensieve aanpak van actuele veiligheids- en leefbaarheidsproblemen op het grondgebied. Het moet evenwel duidelijk zijn dat de gemeente nog steeds zuinig wil omspringen met sancties in het algemeen. Een leefbare gemeente komt immers vooral via dialoog, preventie en respect tot stand. Gemeentelijke Administratieve Sancties (GAS) zijn slechts een laatste redmiddel om op te treden tegen personen die de algemene en elementaire maatschappelijke spelregels niet respecteren of de levenskwaliteit van anderen schenden. Voor bepaalde inbreuken worden echter sinds lange tijd preventieve acties op poten gezet en is de sensibiliserende aanpak reeds achterhaald. Het selectief en gericht inzetten van GAS, door bepaalde inbreuken op te nemen in een handhavingskader, kan mogelijk een oplossing bieden voor de aanpak van deze fenomenen.

Het handhavingskader zal samen met de tekst van de ABP jaarlijks geëvalueerd en herbekeken worden. In functie van de noodzaak zullen prioritaire inbreuken worden geschrapt of toegevoegd.

Overlast als noodzakelijke component

Dit handhavingskader wordt opgesteld met als doel fenomenen aan te pakken die reeds op het grondgebied zichtbaar zijn, maar waar momenteel weinig of onvoldoende handhaving op toegepast wordt. Het gaat hierbij vooral om inbreuken op de ABP die een duidelijke vorm van overlast veroorzaken. Overlast is als begrip moeilijk te definiëren - omdat er een subjectieve component aan verbonden is - maar voor goed begrip is het toch belangrijk om af te bakenen wat onder “overlast” wordt verstaan.

Er is sprake van “overlast” wanneer er handelingen worden gesteld die door hun aard, het tijdstip, de intensiteit en de plaats waarop ze worden gesteld, de levenskwaliteit van inwoners kunnen beperken. Door overlast wordt de normale druk en last die het samenleven onvermijdelijk met zich meebrengt, overschreden. Overlast omvat met andere woorden lichte vormen van bedreiging van de openbare rust, de openbare veiligheid en de openbare gezondheid.

Prioritaire inbreuken op de ABP

Het mag duidelijk zijn dat het handhavingskader enkel toepassing heeft op inbreuken die beschreven worden in de Algemene Bestuurlijke Politieverordening.

Voor onderstaande prioritaire inbreuken zal – ten aanzien van meerderjarige overtreders – onmiddellijk de GAS-procedure worden opgestart, zonder eerst een formele waarschuwingsbrief te versturen: 

  1. het gebruik en/of bezit van pyrotechnische artikelen
  2. het vervuilen van de openbare ruimte:
    1. zwerfvuil en sluikstort
    2. hondenpoep achterlaten of geen zakje bij zich hebben
    3. huishoudelijk afval deponeren in publieke vuilnisbak
  3. het niet-respecteren van een opgelegd plaatsverbod
  4. het maken van vuur of het storen van de buurt met rook of uitwasemingen
  5. het veroorzaken van overlast door storend rondhanggedrag in de openbare ruimte
  6. het veroorzaken van nachtlawaai

Voor alle andere inbreuken op de ABP zal er door de sanctionerend ambtenaar steeds eerst een formele waarschuwing worden gegeven. Pas vanaf de vaststelling van een tweede inbreuk op de ABP binnen de 24 maanden na de eerste inbreuk waarvoor er reeds een formele waarschuwing werd gegeven, zal de sanctionerend ambtenaar de GAS-procedure opstarten.

In uitzonderlijke gevallen en bij specifieke acties kan afgeweken worden van deze werkwijze en kan uitzonderlijk vanaf een eerste overtreding sanctionerend worden opgetreden. Deze bijzondere acties en omstandigheden worden vooraf gegaan door een duidelijke communicatie en indien mogelijk een sensibiliserende campagne.

Specifieke procedure voor minderjarigen

In geval van bovenstaande prioritaire inbreuken wordt onmiddellijk een GAS-procedure opgestart ten aanzien van meerderjarigen, maar ook minderjarigen vanaf de leeftijd van 14 jaar kunnen gesanctioneerd worden voor inbreuken op de ABP.

Artikel 225 van voorliggende ABP omschrijft de gemengde inbreuken waarvoor ten aanzien van minderjarigen onmiddellijk de GAS-procedure kan worden opgestart, zonder eerst over te gaan tot een formele waarschuwing. De bovenstaande prioritaire inbreuken zijn dus niet van toepassing op minderjarige overtreders, met uitzondering van het veroorzaken van nachtlawaai, dat op basis van artikel 225 ook opgenomen is in de lijst van gemengde inbreuken voor minderjarigen.

Alle andere (al dan niet prioritaire) inbreuken op de ABP zullen – in geval van minderjarige overtreders – eerst aanleiding geven tot een formele waarschuwingsbrief. 

BIJLAGE 2 | BEMIDDELINGSREGLEMENT

Hoofdstuk 1 – Algemene bepalingen

Artikel 1: Toepassingsgebied en definities

Dit reglement is van toepassing op de bemiddeling en de gemeenschapsdienst bedoeld in artikel 4 §2 van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (hierna: de GAS- wet).

De GAS-bemiddeling is een alternatieve maatregel voor de administratieve geldboete die het voor de overtreder van een inbreuk op het lokale politiereglement mogelijk maakt om, door tussenkomst van een bemiddelaar, de veroorzaakte schade te herstellen, te vergoeden of om het conflict te doen bedaren.

De gemeenschapsdienst is eveneens een alternatieve maatregel voor de administratieve geldboete die een prestatie omvat van algemeen belang uitgevoerd door de overtreder ten gunste van de collectiviteit.

Artikel 2: De wettelijke minimumvoorwaarden en modaliteiten

De minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling en de gemeenschapsdienst en de daarmee gepaard gaande nadere regels worden bepaald in de GAS-wet en in het koninklijk besluit van 28 januari 2014 houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.

Artikel 3: De bemiddelaar

De bemiddelaar, die is aangesteld door de stad Mechelen en ter beschikking staat van alle gemeenten van het arrondissement Antwerpen, afdeling Mechelen, voert de bemiddelingsprocedure uit en staat mee in voor de keuze en het bepalen de nadere regels van de gemeenschapsdienst voor minderjarige overtreders. De bemiddelaar biedt tevens inhoudelijke ondersteuning bij de uitwerking van een gemeenschapsdienst voor meerderjarige overtreders.

De bemiddelaar voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 6 van het koninklijk besluit van 28 januari 2014 houdende de minimumvoorwaarden en modaliteiten voor de bemiddeling in het kader van de wet betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.

De bemiddelaar voert de bemiddeling uit volgens de principes van onafhankelijkheid, neutraliteit en vertrouwelijkheid. Daarnaast houdt de bemiddelaar zich strikt aan het beroepsgeheim wat betreft de identiteit van de betrokken partijen en de onderzoeksgegevens in het dossier.

Artikel 4: Verplicht of facultatief aanbod

Wanneer de GAS-procedure wordt opgestart, moet door de sanctionerend ambtenaar verplicht een bemiddelingsaanbod gedaan worden aan overtreders die op het ogenblik van de feiten jonger zijn dan 18 jaar.

Wat betreft de meerderjarige overtreders, is het voorstel tot bemiddeling of uitvoeren van een gemeenschapsdienst facultatief en wordt het aan de beoordeling van sanctionerende ambtenaar overgelaten om al dan niet een dergelijk aanbod te doen.

Artikel 5: Betrokkenheid advocaat en wettelijke vertegenwoordigers minderjarige overtreder

Wanneer de GAS-procedure wordt opgestart ten laste van een minderjarige overtreder, wordt er een advocaat aangesteld. Deze advocaat kan aanwezig zijn tijdens de bemiddelingsprocedure en kan ook in de procedure inzake gemeenschapsdienst de minderjarige bijstaan.

De ouders, voogd of wettelijke vertegenwoordigers worden op de hoogte gebracht van de procedure inzake bemiddeling en gemeenschapsdienst en worden, indien gewenst, bij deze procedures betrokken.

Artikel 6: Vrijwilligheid

Voor elke bemiddeling en gemeenschapsdienst, ook die ten aanzien van minderjarigen, geldt het beginsel van vrijwilligheid van deelname. De overtreder aan wie de bemiddelingsprocedure of een gemeenschapsdienst wordt voorgesteld, kan dit aanvaarden of weigeren. Dit geldt in kader van de bemiddeling ook voor het slachtoffer.

Hoofdstuk 2 - De bemiddelingsprocedure

Artikel 7: Opstart bemiddeling door sanctionerend ambtenaar binnen de GAS-procedure

De sanctionerend ambtenaar selecteert de dossiers die in aanmerking komen voor bemiddeling. Hij start de administratieve GAS-procedure op en maakt het voorstel tot bemiddeling per aangetekend schrijven over aan de overtreder en, indien het om een minderjarige overtreder gaat, tevens per aangetekend schrijven aan de ouders, voogden of wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige. Het slachtoffer wordt door de sanctionerend ambtenaar eveneens gelijktijdig per gewoon schrijven op de hoogte gebracht van de opstart van de GAS-procedure met een voorstel tot bemiddeling.

Indien het bemiddelingsaanbod binnen de officiële verweertermijn wordt geweigerd, stelt de sanctionerend ambtenaar de bemiddelaar hiervan in kennis, zodat deze weigering kan worden genoteerd. Indien het bemiddelingsaanbod niet wordt geweigerd binnen het verstrijken van de officiële verweertermijn, wordt het dossier door de sanctionerend ambtenaar overgemaakt aan de bemiddelaar.

De bemiddelaar heeft toegang tot het volledig digitale dossier van de overtreder bestaande uit alle officiële stukken van het dossier (PV of bestuurlijk verslag, opstartbrief naar overtreder, kennisgeving aan slachtoffer). Indien de bemiddeling naar aanleiding van een hoorzitting wordt opgestart bevat het dossier ook een Proces-Verbaal van de hoorzitting. Indien het gaat om een minderjarige overtreder bevat het dossier eveneens documenten m.b.t. de aanstelling bij het BJB van een advocaat, de vaststelling en de identiteit van de toegewezen advocaat alsook de brieven naar de ouders, voogden of andere wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige.

Artikel 8: Uitnodiging tot deelname aan bemiddeling door bemiddelaar

Na ontvangst van het dossier nodigt de bemiddelaar binnen een redelijke termijn de overtreder per gewoon schrijven uit tot actieve deelname aan het bemiddelingsproces. Indien de overtreder minderjarig is, worden tevens zijn/haar ouders, voogden of wettelijke vertegenwoordigers, alsook de toegewezen advocaat schriftelijk op de hoogte gebracht van de opstart van de bemiddelingsprocedure.

Wanneer de overtreder niet antwoordt binnen de vooropgestelde termijn vermeld in de uitnodiging of de bemiddeling weigert, beëindigt de bemiddelaar zijn tussenkomst. Hij stelt een bondig eindverslag op en maakt dit over aan de sanctionerend ambtenaar. In dit geval wordt door de bemiddelaar aan het slachtoffer per gewone post ook een nazorgbrief toegestuurd waarin staat welke stappen hij/zij eventueel kan volgen opdat het conflict opgelost kan worden, alsook welke informatie opgevraagd kan worden bij de sanctionerend ambtenaar.

Wanneer de overtreder ermee instemt om aan een bemiddeling deel te nemen, brengt de bemiddelaar het slachtoffer hiervan op de hoogte. Indien het slachtoffer een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is, gebeurt dit bij gewone post. Indien het slachtoffer een lokaal bestuur of andere instelling is, vraagt de bemiddelaar om een vertegenwoordiger aan te duiden, die aan het bemiddelingsgesprek kan deelnemen. Het lokaal bestuur engageert zich steeds als benadeelde partij om een directe bemiddeling na te streven.

Wanneer het slachtoffer niet antwoordt of zijn weigering kenbaar maakt om deel te nemen aan de bemiddeling, brengt de bemiddelaar de overtreder en, indien het om een minderjarige overtreder gaat, tevens zijn/haar ouders, voogden of wettelijk vertegenwoordigers en zijn/haar advocaat, hiervan op de hoogte, en beëindigt de bemiddelaar zijn tussenkomst. Hij stelt een bondig eindverslag op en maakt dit over aan de sanctionerend ambtenaar.

Artikel 9: Verloop van de bemiddeling

In het geval de betrokken partijen akkoord gaan met de opstart van de bemiddeling, wordt bij aanvang van de bemiddeling de bemiddelingsprocedure binnen het kader van de regeling inzake gemeentelijke administratieve sancties door de bemiddelaar verduidelijkt. Vervolgens peilt de bemiddelaar in een afzonderlijk gesprek eerst naar de motivatie en verwachtingen van de partijen. De partijen worden geïnformeerd dat ze de mogelijkheid hebben om al dan niet op het voorstel inzake de schadeloosstelling of herstel van de schade in te gaan en dat ze op elk moment de bemiddeling kunnen beëindigen.

Indien er een gezamenlijk gesprek gewenst wordt, krijgen beide partijen de mogelijkheid om een voorstelling van de feiten te geven en toe te lichten hoe ze dit hebben ervaren. De nadruk ligt tijdens het gesprek in de ondersteunende taak van de bemiddelaar ten aanzien van de betrokken partijen bij het zoeken naar een voor allen aanvaardbare, haalbare en proportionele oplossing, in de vorm van een materieel, moreel, emotioneel en/of financieel herstel voor de geleden schade bij het slachtoffer. Bij de bemiddeling wordt het conflict bij de partijen gelegd en bepalen zij de inhoud van de bemiddeling. De partijen beslissen of de bemiddeling geslaagd of niet geslaagd is.

De overtreder wordt gestimuleerd tot actieve deelname aan het bemiddelingsproces en wordt aangesproken op zijn/haar verantwoordelijkheid en betrokkenheid. Indien partijen een gezamenlijk gesprek niet wensen kan de bemiddelaar met de partijen afzonderlijke gesprekken voeren en de gegeven boodschappen overmaken aan de andere partij(en).

Artikel 10: Overeenkomst over de schadeloosstelling of het herstel van de schade

Indien de betrokken partijen een akkoord bereiken omtrent de schadeloosstelling of het herstel van de schade kan hiervan, indien de partijen dit wensen, een schriftelijke overeenkomst worden opgemaakt. Dit is echter geen verplichting.

Indien er een schriftelijke overeenkomst wordt opgemaakt, wordt hierin uitdrukkelijk verwezen naar het kader van de bemiddeling binnen de GAS-procedure, het artikel uit het politiereglement dat overtreden werd, de feitomschrijving en locatie volgens het PV, de verbintenis of regeling die de partijen beogen en de eventuele modaliteiten voor de uitvoering. De gemaakte afspraken tussen de betrokken partijen worden in de overeenkomst expliciet vermeld. In de overeenkomst staat tevens gestipuleerd wanneer de uitvoering van de afspraken moeten voltooid zijn.

De partijen krijgen de overeenkomst ter ondertekening per gewone post of mail doorgestuurd en kunnen eventueel nog opmerkingen toevoegen. Indien één van de partijen bijgestaan wordt door een advocaat, wordt de overeenkomst eerst per gewone post of mail aan de advocaat bezorgd en heeft deze de mogelijkheid om in overleg met zijn cliënt bemerkingen te formuleren. Bij minderjarigen wordt de overeenkomst ondertekend door de ouders, voogden of hun wettelijk vertegenwoordigers. Na ondertekening van de overeenkomst krijgen alle betrokken partijen een ondertekend exemplaar. Een digitale kopie wordt overgemaakt aan de sanctionerend ambtenaar.

Indien er geen akkoord wordt bereikt over schadeloosstelling of herstel van de schade of één van de partijen tijdens het proces de bemiddeling wenst te beëindigen, beëindigt de bemiddelaar zijn tussenkomst en stelt hij een bondig eindverslag op dat hij overmaakt aan de sanctionerend ambtenaar.

Artikel 11: Opvolging afspraken en eindverslag

De bemiddelaar volgt de uitvoering van de afspraken, al dan niet in een overeenkomst opgenomen, op en evalueert het bemiddelingsproces met de betrokken partijen.

Wanneer de bemiddelaar zijn tussenkomst beëindigt, stelt hij een eindverslag op dat hij aan de sanctionerend ambtenaar bezorgt. In dit verslag wordt vermeld of de bemiddeling werd geweigerd, heeft gefaald of geslaagd is.

Een geslaagde bemiddeling is een bemiddeling die tot een uitgevoerd akkoord heeft geleid, of geleid heeft tot een akkoord waarvan de niet-uitvoering niet toe te schrijven is aan de overtreder. Bij het weigeren of falen van de bemiddeling kan de bemiddelaar in overleg met de partijen een bondige toelichting geven over de reden hiervan. Het eindverslag wordt uiterlijk binnen 11 maanden na de vaststelling van de feiten aan de sanctionerend ambtenaar bezorgd.

Artikel 12: Beslissing sanctionerend ambtenaar

Wanneer uit het eindverslag van de bemiddelaar blijkt dat de bemiddeling geslaagd is, kan de sanctionerend ambtenaar geen administratieve geldboete meer opleggen.

In geval van weigering van het aanbod of falen van de bemiddeling, kan de sanctionerend ambtenaar een gemeenschapsdienst voorstellen of een administratieve geldboete opleggen aan de overtreder. Mits uitdrukkelijk schriftelijk verzoek kan het slachtoffer door de sanctionerend ambtenaar op de hoogte worden gebracht van de door hem genomen beslissing.

Hoofdstuk 3 - De procedure met betrekking tot de gemeenschapsdienst

Artikel 13: Opstart gemeenschapsdienst door sanctionerend ambtenaar binnen de GAS-procedure

De sanctionerend ambtenaar selecteert de dossiers die in aanmerking komen voor gemeenschapsdienst, al dan niet op verzoek van de overtreder. De sanctionerend ambtenaar kan eveneens op verzoek van de overtreder of mits zijn akkoord een gemeenschapsdienst voorstellen na weigering of falen van de GAS-bemiddeling. Bij minderjarige overtreders kan een gemeenschapsdienst echter enkel worden voorgesteld na weigering of falen van de GAS-bemiddeling.

De sanctionerend ambtenaar maakt het voorstel tot gemeenschapsdienst per aangetekend schrijven over aan de overtreder en, indien het om een minderjarige overtreder gaat, tevens aan zijn/haar ouders, voogden of wettelijke vertegenwoordigers en zijn/haar advocaat. In dit schrijven wordt expliciet vermeld dat de overtreder zelf contact dient op te nemen met de bemiddelaar binnen de 7 werkdagen vanaf de kennisgeving van het voorstel van de sanctionerend ambtenaar. De sanctionerend ambtenaar brengt tevens de bemiddelaar per mail op de hoogte van de inhoud van zijn beslissing.

Artikel 14: Geen contact met bemiddelaar of weigering gemeenschapsdienst

De overtreder dient de bemiddelaar zelf te contacteren voor verdere uitwerking van het voorstel tot gemeenschapsdienst en dit binnen de 7 werkdagen vanaf de kennisgeving van het voorstel van de sanctionerend ambtenaar. Wanneer de overtreder geen contact opneemt met de bemiddelaar binnen deze termijn of de uitvoering van gemeenschapsdienst weigert, stelt de bemiddelaar de sanctionerend ambtenaar hiervan in kennis. In dit geval kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve geldboete opleggen aan de overtreder.

Artikel 15: Instemming met voorstel gemeenschapsdienst door minderjarige overtreder

Wanneer de minderjarige overtreder ermee instemt om een gemeenschapsdienst uit te voeren, wordt de keuze van het soort gemeenschapsdienst, de verdere uitwerking daarvan en concrete afspraken met betrekking tot de uitvoering ervan, gemaakt door en met de bemiddelaar. Bij het uitwerken van de gemeenschapsdienst wordt er rekening gehouden met de leeftijd en de mogelijkheden van de minderjarige overtreder en ziet de bemiddelaar erop toe dat de totale duurtijd van de gemeenschapsdienst beperkt blijft tot maximaal 15u.

Artikel 16: Instemming met voorstel gemeenschapsdienst door meerderjarige overtreder

Wanneer de meerderjarige overtreder ermee instemt om een gemeenschapsdienst uit te voeren, wordt de keuze van het soort gemeenschapsdienst, de verdere uitwerking daarvan en concrete afspraken met betrekking tot de uitvoering ervan, gemaakt door en met een medewerker van de gemeente. Deze medewerker wordt hierin ondersteund door de bemiddelaar. Bij het uitwerken van de gemeenschapsdienst zien de medewerker van de gemeente en de bemiddelaar erop toe dat de totale duurtijd van de gemeenschapsdienst beperkt blijft tot maximaal 30u.

Artikel 17: Inhoud van de gemeenschapsdienst en schriftelijke overeenkomst

De gemeenschapsdienst bestaat uit een opleiding en/of een onbetaalde prestatie onder toezicht van het lokaal bestuur of van een door het lokaal bestuur aangewezen bevoegde rechtspersoon uitgevoerd ten behoeve van een gemeentedienst of een publiekrechtelijke rechtspersoon, een stichting of een vereniging zonder winstgevend oogmerk die door de gemeente wordt aangewezen.

De bemiddelaar neemt contact op met een medewerker van een werkplaats, gaat met de overtreder mee naar de werkplaats om de overeenkomst te tekenen waarin de (praktische) afspraken opgenomen worden en sluit een verzekering af voor burgerlijke aansprakelijkheid en lichamelijke ongevallen ter bescherming van de overtreder. De ouders, voogd of wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige, kunnen op hun verzoek de minderjarige overtreder begeleiden bij het uitvoeren van de gemeenschapsdienst.

Artikel 18: Opvolging uitvoering gemeenschapsdienst en eindverslag

De gemeenschapsdienst moet worden uitgevoerd binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar.

Wat betreft de meerderjarige overtreders, gaat de medewerker van het lokaal bestuur na of de overeenkomst werd nageleefd binnen de afgesproken termijn en stelt hij de bemiddelaar hiervan in kennis.

De bemiddelaar bezorgt uiterlijk binnen de 6 maanden vanaf de datum van kennisgeving van de beslissing van de sanctionerend ambtenaar inzake het opleggen van een gemeenschapsdienst aan de overtreder, een verslag aan de sanctionerend ambtenaar waarin wordt meegedeeld of de gemeenschapsdienst niet, geheel of gedeeltelijk werd uitgevoerd. In dit verslag wordt eveneens de aard van de prestatie geduid en aangegeven ten behoeve van welke gemeentedienst, publiekrechtelijke rechtspersoon, stichting of een vereniging zonder winstgevend oogmerk zij werd uitgevoerd.

Indien de gemeenschapsdienst niet of slechts gedeeltelijk werd uitgevoerd, vermeldt de bemiddelaar de redenen hiervan in zijn verslag.

Artikel 19: Beslissing sanctionerend ambtenaar

Wanneer uit het eindverslag van de bemiddelaar blijkt dat de gemeenschapsdienst volledig werd uitgevoerd, kan de sanctionerend ambtenaar geen administratieve geldboete meer opleggen.

In geval van niet-uitvoering of weigering van de gemeenschapsdienst kan de sanctionerend ambtenaar een administratieve geldboete opleggen aan de overtreder. Mits uitdrukkelijk schriftelijk verzoek kan het slachtoffer door de sanctionerend ambtenaar op de hoogte worden gebracht van de door hem genomen beslissing. 

Onderhavig reglement treedt in werking op 01.04.2024. 

BIJLAGE 3 | HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Hoofdstuk 1 – Inzameling van afvalstoffen

Afdeling 1a. Inzameling

artikel 1.              Het college van burgemeester en schepenen bepaalt de dagen en uren en de wijze waarop in de diverse straten het gewone huisvuil, het grof vuil en de selectieve afvalstoffen opgehaald worden en kan eventueel (andere) recipiënten voorschrijven.

Het huis-aan-huis inzamelen van afvalstoffen is verboden zonder toelating van het gemeentebestuur

artikel 2.              Het college van burgemeester en schepenen kan ten behoeve van selectieve inzameling of verwerking bijkomend bepaalde afvalstoffen uit de gewone of grofvuilophalingen weren en de inzamelwijze bepalen of wijzigen.

artikel 3.              Het is verboden voor de verwijdering van het huisvuil gebruik te maken van een recyclagepark.

artikel 4.              Het grofvuil wordt ingezameld op het recyclagepark en wordt eveneens op aanvraag aan huis opgehaald.

artikel 5.              Dit artikel is enkel van toepassing in de gemeente Puurs-Sint-Amands:

Grofvuil omvat alle brandbare fracties die niet toegelaten zijn in de gewone huisvuilinzameling of in de selectieve straatinzamelingen, met uitzondering van:

  • alles wat past in het formaat van een gewone huisvuilzak;
  • vloeibare producten, stenig bouwafval en aarde, autobanden en voertuigschroot, ramen met glas, boomstronken;
  • producten die gevaarlijk zijn bij de verwerking (gasflessen, krengen, eternit, ...);
  • afgedankte elektrische en elektronische toestellen (AEEA).

Voor niet-toegelaten fracties kan men zich eventueel wenden tot het containerpark, binnen het kader van de aldaar toegelaten fracties.

artikel 6.              Opgeheven.

artikel 7.              Hol glas wordt gedeponeerd in de daartoe door de gemeente voorziene glascontainers. Hol en vlak glas worden ook ingezameld op de recyclageparken.

artikel 8.              Het deponeren in glascontainers van andere afvalstoffen dan hol glas is verboden.

artikel 9.              Het achterlaten van afvalstoffen naast en in de omgeving van een glascontainer is verboden.

artikel 10.           Het is verboden glas in een glascontainer te deponeren tussen 22u00 en 07u00.

artikel 11.           Papier en karton worden minstens éénmaal per 4 weken huis-aan-huis ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door het college van burgemeester en schepenen vastgestelde tijdstippen. Papier en karton worden ook ingezameld op de recyclageparken.

artikel 12.           Het PMD-afval wordt minimum eenmaal per twee weken huis-aan-huis ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het PMD-afval wordt ook ingezameld op de recyclageparken.

artikel 13.           Groenafval wordt ingezameld op de recyclageparken.

artikel 14.           Snoeiafval wordt op aanvraag ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen.

artikel 15.           KGA wordt ingezameld op de recyclageparken.

Afdeling 1b. Wijze van aanbieding

artikel 16.           Het huisvuil moet aangeboden worden in een door de gemeente goedgekeurd recipiënt. Bij gebruik van een container dient deze na lediging onmiddellijk van de openbare weg verwijderd te worden. Zij die aan dit voorschrift niet kunnen voldoen, zijn verplicht om vuilniszakken te gebruiken.

artikel 17.           De recipiënt moet zorgvuldig gesloten worden. De recipiënt mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.

artikel 18.           Het gewicht van het aangeboden huisvuil mag per recipiënt niet hoger zijn dan 12 kg (grote) en 8kg (kleine) vuilzak of het maximum gewicht zoals vermeld op de vuilzak. Deze gewichtsbeperking geldt enkel indien het huisvuil in een vuilniszak wordt aangeboden en dus niet voor het huisvuil dat in containers wordt aangeboden.

artikel 19.           Het grofvuil mag zowel per voorwerp als verpakt of samengebundeld worden aangeboden.

artikel 20.           Het gewicht van het afzonderlijk voorwerp of het verpakt of samengebonden grofvuil mag niet hoger zijn dan 50 kg.

artikel 21.           Het totale volume dat ter inzameling wordt aangeboden mag niet meer dan 4 m³ bedragen.

artikel 22.           Hol glas moet afhankelijk van de kleur in de daartoe voorziene glascontainer worden gedeponeerd.

artikel 23.           Het hol glas moet ontdaan zijn van deksels, kurken en stoppen.

artikel 24.           Het hol glas moet leeg en gereinigd zijn.

artikel 25.           Het papier en karton moet gebundeld met een stevig natuurtouw of in een stevige kartonnen verpakking of papieren zak, aangeboden worden. Er dient te allen tijde voor gezorgd worden dat het aangeboden papier en karton niet kan wegwaaien en dat het door de ophalers voldoende vlot en op een nette manier kan opgehaald worden.

artikel 26.           Het gewicht van de bundel, de kartonnen verpakking of papieren zak mag niet hoger zijn dan 15 kg.

artikel 27.           Het PMD-afval moet aangeboden worden in een goedgekeurd recipiënt.

artikel 28.           De recipiënt moet zorgvuldig gesloten worden. De recipiënt mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.

artikel 29.           Het gewicht van de aangeboden recipiënt mag niet hoger zijn dan 15 kg.

artikel 30.           Het PMD-afval moet leeg en gereinigd zijn.

artikel 31.           Het snoeiafval dient samengebonden met een natuurtouw te worden aangeboden. Bij de aanbieding mag geen gebruik gemaakt worden van dozen of zakken.

artikel 32.           Het gewicht van het snoeiafval mag per pak niet hoger zijn dan 20 kg.

artikel 33.           De lengte, breedte en hoogte van het snoeiafval mag niet meer zijn dan 2 meter. De diameter van het snoeihout mag niet meer zijn dan 15 cm. Er mogen geen stronken worden aangeboden en geen haagscheersel.

artikel 34.           Het totale volume van het snoeiafval dat ter inzameling wordt aangeboden mag niet meer bedragen dan 4m³.

artikel 35.           Het KGA moet, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere afvalstoffen aangeboden worden in de milieubox die door het Vlaamse gewest ter beschikking is gesteld.

artikel 36.           KGA mag niet ter aanbieding buiten geplaatst worden.

artikel 37.           Het KGA wordt, zo mogelijk, in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie van het KGA te vereenvoudigen. Zo nodig, brengt de aanbieder van het KGA zelf aanduidingen over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het KGA aan op de verpakking.

artikel 38.           KGA van verschillende aard of samenstelling mag niet worden samengevoegd.

artikel 39.           De aanbieder dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het lekken en andere ongewenste effecten van het KGA te voorkomen.

artikel 40.           Het KGA dat wordt aangeboden, mag uitsluitend door de ophaler in de gepaste sorteer- of opslagrecipiënten gedeponeerd worden.

artikel 41.           Ieder gezin ontvangt zolang de voorraad strekt eenmalig en gratis een milieubox voor de inzameling van klein gevaarlijk afval (KGA-box). Deze box mag enkel gebruikt  worden voor het selectief bewaren en KGA-stoffen. Bij verhuis of  overlijden wordt de box terug ingeleverd bij het gemeentebestuur, of wordt de  overdracht aan de nieuwe bewoner bevestigd bij het gemeentebestuur.

Hoofdstuk 2 – Het recyclagepark

artikel 42.           §1 Inwoners van de gemeente, scholen, bewegingen en verenigingen die gevestigd zijn in de gemeente kunnen gebruik maken van alle IVAREM-recyclageparken overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het huishoudelijk reglement zoals goedgekeurd door de Raad van bestuur van IVAREM.

§2 Eigenaars van een tweede verblijf dat gevestigd is in de gemeente kunnen gebruik maken van alle IVAREM-recyclageparken overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het huishoudelijk reglement zoals goedgekeurd door de Raad van bestuur van IVAREM.

§3 Nabestaanden van overleden personen die woonachtig waren in de gemeente kunnen tot 12 maanden na het overlijden gebruik maken van alle IVAREM-recyclageparken overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het huishoudelijk reglement zoals goedgekeurd door de Raad van bestuur van Ivarem.

§4 De gemeentelijke diensten kunnen gebruik maken van het IVAREM-recyclagepark, gelegen op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het huishoudelijk reglement zoals goedgekeurd door de Raad van bestuur van IVAREM.

§5 Kleinhandelaars kunnen met hun vergelijkbaar bedrijfsafval en gelijkaardig of bedrijfseigen afval terecht op de IVAREM KMO-parken overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het huishoudelijk reglement zoals goedgekeurd door de Raad van bestuur van IVAREM.

§6 Buiten de openingsuren is het recyclagepark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst.

§7 Het is de parkwachter toegestaan om de aanbieders van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds te veel personen of voertuigen op het recyclagepark bevinden in functie van een goede verkeersregeling op het recyclagepark.

§8 Het KGA moet afzonderlijk aangeboden worden in een daarvoor geschikt recipiënt. De aanbieder overhandigt zelf het KGA aan de parkwachter. Het aangeboden KGA wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen. Indien nodig brengt de aanbieder zelf de aanduidingen aan over de aard, samenstelling en eventuele gevaren van het KGA op de verpakking. De aanbieder dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het lekken en andere ongewenste effecten van het KGA te voorkomen. Injectienaalden, bloedlancetten en pennaalden moeten aangeboden worden in een naaldcontainer.

artikel 43.           De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring door de aanwezige parkopzichter in de daartoe bestemde container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden.

artikel 44.           De afvalstoffen moeten gesorteerd worden aangeboden.

artikel 45.           De motor van het voertuig moet bij het uitladen van de gesorteerde afvalstoffen stilgelegd worden.

artikel 46.           De gebruikers van het recyclagepark moeten de terreinen waarop de containers, recipiënten en opslagruimten gevestigd zijn, rein houden. In voorkomend geval dienen zij het door hen bevuilde terrein te reinigen.

artikel 47.           De bezoekers van het recyclagepark moeten in alle omstandigheden de richtlijnen van de parkopzichter opvolgen.

artikel 48.           De parkopzichter of IVAREM kan de bezoekers die handelen op een wijze die niet overeenstemt met deze afdeling, het huishoudelijke reglement of de richtlijnen van de parkopzichter, de toegang tot het recyclagepark ontzeggen.

artikel 49.           Het  is verboden:

  • afval over de omheining van het recyclagepark te gooien;
  • te roken buiten de daarvoor bestemde zone of op enigerlei wijze vuur te maken op het recyclagepark;
  • de omheining, containers, recipiënten, opslagruimten, gebouwen, beplantingen en uitrusting van het recyclagepark te beschadigen;
  • materialen of afvalstoffen uit de containers, recipiënten of opslagruimten te halen;
  • materialen of afvalstoffen mee te nemen, uitgezonderd structuurmateriaal voor thuiscomposteren en tegen betaling compost
  • dieren te laten rondlopen op het recyclagepark.
  • afvalstoffen te deponeren of achter te laten aan de toegangspoorten of de omheining van het recyclagepark.

Afdeling 2a. Aanvoer en aanbieding van asbesthoudend materiaal

artikel 49bis. Hechtgebonden asbesthoudend materiaal mag enkel worden getransporteerd in open voertuigen of aanhangwagens indien het materiaal volledig verpakt is. De bestuurder van een voertuig dient alle maatregelen in acht te nemen om te vermijden dat asbesthoudend materiaal of stof in de omgeving terecht komt.

artikel 49ter. Hechtgebonden asbesthoudend materiaal mag enkel worden aangevoerd naar het recyclagepark indien het volledig is verpakt in transparante plastic folie of zakken. De bezoeker zal zich onthouden van elke handeling die kan leiden tot het verspreiden van asbesthoudende partikels.

Hoofdstuk 3 – Slotbepalingen

artikel 50.           De gemeente duidt de gemeentelijke ambtenaren aan die bevoegd zijn om:

  • de langs de weg staande recipiënten te openen, geheel of gedeeltelijk te ledigen en/of te doorzoeken;
  • de diverse fracties huishoudelijke afvalstoffen die ter inzameling worden aangeboden, te controleren;
  • het afval dat werd achtergelaten, opgeslagen of gestort op openbare en private wegen, plaatsen en terreinen op een wijze die niet overeenstemt met de afdeling en andere wettelijke bepalingen, te onderzoeken teneinde de identiteit van de overtreder vast te stellen.

artikel 51.           Onverminderd de bevoegdheden van de ambtenaren, bedoeld in artikel 102 wordt het toezicht op de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen uitgevoerd door de ophaler van de afvalstoffen die over een geldige vergunning of toelating beschikt. De ophaler heeft de bevoegdheid de inhoud van de recipiënt te controleren.

Diegene die een inbreuk pleegt op deze afdeling, moet in voorkomend geval bovendien de zaken onmiddellijk reinigen zoniet houdt de gemeente zich het recht voor het te doen op kosten en op risico van de overtreder, op basis van een daartoe toepasselijk retributiereglement.

 

Artikel 3. Deze politieverordening wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het Decreet over het Lokaal Bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen. 

Artikel 4. De gemeenteraad geeft opdracht om een afschrift van deze beslissing en een nieuwe versie van de Algemene Bestuurlijke Politieverordening te bezorgen aan de griffie van de rechtbank van eerste aanleg en de griffie van de politierechtbank van het arrondissement Antwerpen, afdeling Mechelen, alsook aan de Procureur des Konings.