Richtlijnen professioneel spektakelvuurwerk

​Deze fiche biedt een overzicht van de richtlijnen die gevolgd moeten worden bij het gebruik van professioneel spektakelvuurwerk teneinde de organisator aandachtig te maken voor de verschillende risicoscenario’s die zich kunnen voordoen;

  • een overzicht te bieden van de concrete veiligheidsmaatregelendie de organisator dient te nemen ter voorbereiding van het gebruik van professioneelspektakelvuurwerk;
  • de richtlijnen die binnen de verschillende gemeenten aan de organisatoren worden meegegeven, te uniformiseren.
Toelichtingprofessioneel spektakelvuurwerk:
  • Onder spektakelvuurwerk wordt verstaan: vuurwerk van categorie 3 of F3, van categorie 4 of F4 en pyrotechnische artikelen voor theatergebruik van categorie T2 alsook de pyrotechnische artikelen voor theatergebruik van categorie T1 die niet als feestvuurwerk worden opgenomen.
  • Dit vuurwerk, met al zijn toebehoren, en het afschieten ervan valt onder de volledige verantwoordelijkheid van de professionele vuurwerkmaker.
  • Het gebruikte materieel moet zijn uitgevoerd volgens de wettelijke voorschriften en de regels van goed vakmanschap.
  • Het afsteken van vuurwerk moet voldoen aan de van toepassing zijnde richtlijnen en reglementering(en).
Algemene richtlijnen
  • Het ontsteken van spektakelvuurwerk door professionelen in het kader van een evenement kan slechts na voorafgaande toelatingvan het gemeentebestuur.
  • Voor deze toelating zal steeds advies worden gevraagd aan de brandweer.
  • De professionele vuurwerkmaker is in het bezit van de nodige vergunningen (inclusief machtiging FOD Mobiliteit en Vervoer) en zorgt voor het opmaken van een veiligheidsdossier(met plan opstellingen en risicoanalyse).
  • Het gebruikte materieel moet zijn uitgevoerd volgens de wettelijke voorschriften en de regels van goed vakmanschap.
  • De baan van projectielen mag nooit dichter dan 8 meter bij eender welk voorwerp komen.oHet ADR-voertuig dient te beschikken over een overeenkomstig keuringsdocument.
  • Op elk professioneel-of spektakelvuurwerk dient minimum ½ uur voor het afsteken van het vuurwerk een brandwacht aanwezig te zijn.

De organisator
  • Zorgt er voor dat aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan en mag niet minderjarig zijn.▪
  • Legt het certificaat van vakbekwaamheid voor.
  • Sluit een wettelijke verzekering burgerlijke en objectieve aansprakelijkheid af die mogelijke schade of letsel t.g.v. het evenement en/of het afsteken van vuurwerk dekt.
  • Zorgt ervoor dat een medewerker een mobiel toestel ter beschikking heeft met -de oproepnummers van brandweer en ziekenwagen (112), politie (101) en eventuele andere hulpdiensten (EHBO-medewerker van het evenement); -noties van de locatie (straat, plein, terrein) van de vuurhaard(en) of hen) of het evenement.
Volgende zaken zijn verboden
  • Vliegend vuurwerk of vuurwerk waarbij vliegende projectielen worden afgevuurd;
  • het gebruik van vuurwerk in buizen (mortieren) die kunnen fragmenteren;
  • het richten van vuurwerk naar het publiek;▪het afschieten van vuurwerk van op zich verplaatsende oppervlakken;
  • handmatig afschieten van vuurwerk;
  • het gebruik van eender welke vorm van vuurwerk indoor, in tenten, kermisattracties of overdekte podia;
  • het afsteken van vuurwerk bij windsnelheden vanaf 5 Beaufort. Vanaf 4 Beaufort neemt de vuurwerkmaker contact op met de brandweerverantwoordelijke ter plaatse;
  • het afsteken van vuurwerk kaliber 150 mm of meer. VuurwerkdossierHet vuurwerkdossier moetten laatste 10 dagen voor de dag van het vuurwerk voorgelegd wordenaan de brandweer ter evaluatieen dient minstens de volgende informatie bevatten:
    • een grond-en inplantingsplan op schaal (1/500) met de volgende duidelijke aanduidingen:
      • veiligheidszone, neerslagzone endekritieke zone;
      • locatie van al het vuurwerk (metvermelding van het kaliber);
      • alle vaste en verplaatsbare opstellingen (voorwerpen, gebouwen, installaties, planten, ... ) die beschadigd kunnen worden door de neerslag de vluchtwegen en uitgangen ;
      • de blusmiddelen;
      • de afgesloten straten;
      • de vrije doorgang voor de interventievoertuigen;
    • algemene informatie over het vuurwerk: datum –plaats -(adres) –aanvangstijd en duur;
      • de belangrijkste contactpersonen;
      • hun taken en/of verantwoordlijkheden;
      • hoe deze kunnen worden gecontacteerd tijdens het evenement: naam, voornaam,geboortedatum, adres, telefoonnummer; •mobiel nummer van de organisator;
      • contactgegevens van de vuurwerkmeester;
      • beschrijving van het pyrotechnisch materiaal: naam, gewicht, aard, kaliber (mm), maximale hoogte en straat van de neerslag;
      • afschrift van de verzekeringsovereenkomst (aansprakelijkheidsverzekering);
      • vergunning voor het transport en opslag van springstoffen.
Vuurwerkzones



Ontstekingszone is de plaats van waarop het vuurwerk wordt afgestoken.
  • Dient zich minstens op 180 m afstand te bevinden van een inrichting klasse 1, die als gevaarlijk, ongezond of hinderlijk wordt aangeduid of die brand-of ontploffingsgevaar inhoud.▪
  • De vuurwerkmaker zal een permanent toezicht verzekeren op de opslag van het pyrotechnisch materiaal vóór en tijdens het afsteken van het vuurwerk.
Veiligheidszone is een zone met straal van minimaal 5 m rond de ontstekingszone waar enkel bevoegde personen toegang hebben.
  • Deze zone moet worden afgebakend door een wand of omheining van uitsluitend losse en met de hand verplaatsbare elementen.▪In deze zone geldt een strikt verbod om te roken en om vlammen of vonken te maken.
  • Zone is voorzien van de gepaste pictogrammen.


Kritieke zone is een zone waarin de brandbare en/of kwetsbare materialen zoveel mogelijk verwijderd, afgeschermd of nat gemaakt worden.
  • Uiterlijk drie dagen voor de dag van het vuurwerk bezorgt de organisator een schriftelijk bericht aan alle personen die in de kritieke zone wonen of er een eigendom hebben om hen te informeren en hen te verzoeken de (dak)ramen te sluiten en brandbare en/of kwetsbare materialen te verwijderen, af te schermen of nat te maken. Gepaste maatregelen dienen genomen te worden voor huisdieren en voor dieren die zich in open ruimten bevinden (vb. paarden, herten, ...)
  • In deze zone mag geen enkel ADRtransport plaatsvinden of geparkeerd worden tijdens het afsteken van het vuurwerk.
  • De organisator van het vuurwerk moet dit inspecteren en maakt een inventaris op van alle vaste en verplaatsbare opstellingen, voorwerpen, gebouwen, installaties, planten, ... die beschadigd kunnen worden door de neerslag in de kritieke zone en duidt deze aan op het grond-en inplantingsplan.
  • De organisator zal tijdens het vuurwerk en tot 30 minuten na het beëindigen ervan, er voor zorgen dat er toezicht wordt uitgeoefend in de kritieke zone. Richtlijnen Klein-Brabant–Professioneel spektakelvuurwerk Versie 12.2021 Pagina 4van 4.
Neerslagzone is de zone waar men de normaal te voorziene neerslag van het vuurwerk (karton, aluminium, plastic, slakken, ...) kan verwachten.
  • Moet worden vrijgemaakt van alle brandbare materialen.
Publiekzone ligt buiten de neerslagzone op een minimumafstand t.o.v. de ontstekingszone die bepaald wordt door het kaliber of type vuurwerk.
  • Deze minimumafstand wordt bepaald volgens onderstaande tabel:


  • De publiekzone(s) moeten op een duidelijke manier worden afgebakend. De organisator doet het nodige op dat contact van personen uit het publiek met het vuurwerk of de neerslag wordt vermeden.
Einde vuurwerk
  • Ruim afval en restanten op.
  • Het afval van het afgevuurde vuurwerk dat volledig zijn functie vervult heeft, wordt meegenomen door de organisator.
  • De brandwacht blijft minstens 30 minuten na het beëindigen van het vuurwerk ter plaatse en controleert de omgeving op brandgevaar.
Aanwezigheid van blusmiddelen
  • In de veiligheidszone moeten minimaal vier brandblussers conform EN 3 met minimaal 1 bluseenheid (bijvoorbeeld 6 kg ABC-poeder of 6l water/schuim) aanwezig zijn.
  • Aan de rand van de veiligheidszone moet minimum één brandslang van diameter 45 mm, gewapend met een straalpijp onder druk, klaarliggen.
  • In functie van het risico kan de brandweer bijkomende blusmiddelen opleggen.