Richtlijnen vuurmanden

​Deze richtlijnen moeten gevolgd indien er vuurmanden worden gebruikt op het grondgebied van Klein-Brabant. Dit om: 

  • De organisator aandachtig te maken voor de verschillende risicoscenario’s die zich kunnen voordoen;
  • Een overzicht te bieden van de concrete veiligheidsmaatregelen die de organisator dient te nemen ter voorbereiding;
  • De richtlijnen die binnen de verschillende gemeenten aan de organisatoren worden meegegeven, te uniformiseren.
Algemene richtlijnen
  • Vuurmanden kunnen slechts worden geplaatst na een voorafgaande toelating van het college van burgemeester en schepenen. Zij laten zich hiervoor adviseren door de brandweer.
  • Vuurmanden met een diameter groter dan 60 centimeter of een hoogte hoger dan 90 centimeter zijn niet toegelaten.
  • Brandende vuurmanden mogen nooit onbeheerd worden achtergelaten. 
  • Elke dag en bij sluitingstijd wordt door de organisator een rondgang uitgevoerd.
  • Bij sluitingstijd moet elke vuurmand worden gedoofd met een overvloedige hoeveelheid water en moet de resterende brandstof worden verwijderd.
  • Door de verantwoordelijke organisator kan best een verzekering worden afgesloten voor het geval er eventueel schade aan derden wordt toegebracht.
  • Bij een windkracht van meer dan 5 Beaufort of 38 km/uur moeten verbrandingen afgelast worden. Indien de wind ook bij mindere windkracht gensters uit de korven blaast, dienen deze onmiddellijk gedoofd te worden.
Opstelling van de vuurmand

  • Een vuurmand dient zodanig te worden opgesteld dat
    • ze niet kan worden omgestotenen dat onopzettelijk contactvan personen (in het bijzonder kinderen) met de vuurmand of het vuur onmogelijk is;
    • voorbijgangers geen afvalstoffen (bv. drankbekers of flessen) in de vuurmanden kunnen gooien.
  • Een vuurmand dient minstens 120 centimeter van brandbare materialenen van gebouwen worden geplaatst, of er zodanig van worden afgescheiden dat brandgevaar wordt voorkomen.
  • Een vuurmand moet worden opgesteld op een ondergrond die vrij is van brandbare materialen. 
  • Een vuurmand mag niet worden opgesteld in de vrije doorgangen en evacuatiewegen. Er dient steeds een voldoende en veilige doorgangmogelijk te zijn voor zowel de aanwezigen als de hulpdiensten.
  • Een vuurmand is enkel toegelaten in open lucht. Deze mag niet onder een afdak, brandbare luifel of tijdelijke inrichting zoals een kraam, tent, podium, tribune of gelijkaardig staan.
  • Vuurmanden mogen niet op minder dan 60 centimeter van (ondergrondse of bovengrondse) hydranten of gasafsluitersgeplaatst worden, aangezien deze steeds vrij en goed bereikbaar dienen te zijn.
Brandstof

  • Enkel droog, onbehandeld hout of een andere vaste natuurlijke brandstof (zoals steen-of houtskool) zijn toegestaan, om zoveel als mogelijk ongewenste rookvorming en het vrijkomen van schadelijke stoffen te voorkomen. 
  • Het gebruik van vloeibare brandstoffen, zoals benzine, petroleum of spiritus is verboden. 
  • De opslag van de brandstof moet voldoende ver verwijderd zijn van elke ontstekingsbron (min. 4 m)en steeds buiten het bereik van het publiek gebeuren. De opslaglocatie dient vlot bereikbaar te zijn voor de brandweer. 
  • Van zodra de vuurmanden branden, dient een verantwoordelijke van de organisatie zich permanent in de onmiddellijke omgeving te bevinden. Hij moet beschikken over een oproepmiddel (gsm) en hij moet de noodnummers kennen.
Aanwezigheid van brandblussers
  • In de nabijheid van elke vuurmand dient minstens één (jaarlijks gekeurde) brandblusser van minimaal 6kg, aanwezig, goed toegankelijk en gebruiksklaar te zijn (bij voorkeur watersnelblussers - conform de norm NBN-EN-3). 
  • Een metalen emmer met 10 liter water moet in de nabijheid van de vuurmand geplaatst worden. 
  • De brandblusser dient opgesteld te worden op een goed zichtbare, gemakkelijk bereikbare plaats en dient gesignaleerd te worden met de wettelijke pictogrammen. 
  • Het blusmiddel moet kunnen gebruikt worden door medewerkers die een taak hebben in de nabijheid van de vuurmand.

Contactinformatie